ECLI:NL:CRVB:2015:1390

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 april 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
13-5983 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake intrekking WIA-uitkering na herbeoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die sinds 20 september 2006 uitgevallen is met rug-, nek- en psychische klachten na een auto-ongeval, had aanvankelijk recht op een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv heeft na een herbeoordeling vastgesteld dat appellante met ingang van 5 september 2012 geen recht meer heeft op een uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.

De rechtbank Overijssel heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante de gronden herhaald die zij eerder heeft aangevoerd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat deze gronden niet kunnen slagen. De Raad stelt vast dat appellante niet heeft onderbouwd waarom de eerdere oordelen onjuist zijn en dat er geen nieuwe medische stukken zijn overgelegd die haar standpunt ondersteunen. De Raad bevestigt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen voldoende zijn onderbouwd.

De Raad komt tot de conclusie dat het bestreden besluit van het Uwv op een deugdelijke arbeidskundige grondslag is gebaseerd en dat er geen aanleiding is om een onafhankelijke deskundige in te schakelen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

13/5983 WIA
Datum uitspraak: 28 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
26 september 2013, 13/953 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2015. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Ruis.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was laatstelijk werkzaam als kantinemedewerkster voor 20,45 uur per week. Voor dit werk is zij op 20 september 2006 uitgevallen met rug-, nek- en psychische klachten na een auto-ongeval. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellante met ingang van
17 september 2008 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De mate van haar arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 100%. Met ingang van 17 augustus 2010 heeft zij recht op een WGA-loonaanvullingsuitkering.
1.2.
Na verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige herbeoordeling heeft het Uwv bij besluit van 4 juli 2012 vastgesteld dat appellante met ingang van 5 september 2012 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Bij besluit van 18 maart 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 4 juli 2012 onder verwijzing naar de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.1.
De rechtbank heeft allereerst overwogen dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig is geweest. Uit de stukken blijkt dat de verzekeringsarts appellante heeft onderzocht en informatie heeft opgevraagd bij de huisarts van appellante en haar behandelend psychiater F. Kaya. Op verzoek van de verzekeringsarts heeft psychiater P.J.H. Notten een psychiatrische expertise verricht. De verzekeringsarts heeft zijn bevindingen vervolgens voldoende begrijpelijk neergelegd in zijn rapport van 7 mei 2012. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossieronderzoek verricht en in zijn rapport van 21 februari 2013 voldoende inzichtelijk gemaakt dat verdergaande beperkingen dan door de verzekeringsarts zijn vastgesteld niet gerechtvaardigd zijn. De omstandigheid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet aanwezig was tijdens de hoorzitting leidt gelet op zijn overige onderzoeksactiviteiten niet tot de conclusie dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. De rechtbank heeft appellante niet gevolgd in haar stelling dat de diagnoses van psychiater Kaya aan de kant zijn geschoven, nu psychiater Notten bij zijn onderzoek geen psychiatrisch toestandsbeeld heeft kunnen vaststellen. Daarbij heeft de rechtbank nog opgemerkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de door psychiater Notten getrokken conclusies inhoudelijk heeft beoordeeld.
2.2.
Uitgaande van het zorgvuldige medisch onderzoek heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om de visie van de verzekeringsartsen over de functionele belastbaarheid van appellante niet te volgen. Uit de beschikbare medische gegevens is de rechtbank niet gebleken van objectief-medische aanwijzingen dat de voor appellante geldende beperkingen voor het verrichten van arbeid zijn onderschat. Afdoende is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd waarom in de informatie van de psychiater Kaya geen aanleiding bestaat voor een ander oordeel. De rechtbank heeft hieraan nog toegevoegd dat het enkele ervaren door appellante van meer klachten op zichzelf genomen niet leidt tot het aannemen van meer beperkingen. Van belang is niet alleen wat appellante ervaart, maar wat objectief medisch als gevolg van ziekte of gebrek aan beperkingen is vast te stellen.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep, onder verwijzing naar wat zij in bezwaar en beroep naar voren heeft gebracht, aangevoerd dat zij ten onrechte niet door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ten onrechte niet de diagnoses van psychiater Kaya meegenomen in zijn beoordeling. Appellante heeft de Raad verzocht een onafhankelijke deskundige in te schakelen.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van de gronden van het beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak deze gronden besproken en is tot het oordeel gekomen dat deze gronden niet kunnen slagen. Appellante heeft niet onderbouwd waarom zij deze overwegingen niet juist acht, noch heeft zij medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij meer of anders beperkt is dan is weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst. De grond dat appellante ten onrechte in bezwaar niet is onderzocht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep slaagt niet. Gezien vaste rechtspraak, zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2014:225, hoeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep de betrokkene niet zelf te onderzoeken indien hij over voldoende medische gegevens beschikt om zich een oordeel te vormen over een verzekeringsgeneeskundig rapport. Er zijn geen aanwijzingen voor dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het geval van appellante niet over voldoende gegevens beschikte.
4.2.
Gelet op hetgeen is overwogen in 4.1 bestaat er geen aanleiding om het verzoek om een onafhankelijke deskundige te benoemen in te willigen.
4.3.
Voorts is het bestreden besluit op een deugdelijke arbeidskundige grondslag gebaseerd. In het rapport van de arbeidsdeskundige van 11 juni 2012 is voldoende gemotiveerd waarom de geselecteerde voorbeeldfuncties ondanks de daarin voorkomende signaleringen voor appellante geschikt zijn.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 april 2015.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) D. van Wijk

NK