ECLI:NL:CRVB:2014:225
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- A.I. van der Kris
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van toegenomen arbeidsongeschiktheid in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de toegenomen arbeidsongeschiktheid van appellant, die sinds juni 1993 arbeidsongeschikt is en een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant heeft zich op 13 januari 2011 opnieuw gemeld voor toegenomen arbeidsongeschiktheid. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft echter vastgesteld dat er geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak waarvoor eerder een uitkering is toegekend. Dit besluit is gebaseerd op een rapport van de verzekeringsarts van 25 januari 2011.
De rechtbank Arnhem heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij is overwogen dat appellant niet is opgeroepen voor een medisch onderzoek, maar dat dit niet leidt tot de conclusie dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hebben dat de klachten van appellant niet voortvloeien uit dezelfde ziekteoorzaak als die waarvoor eerder een WAO-uitkering is toegekend.
In hoger beroep heeft appellant zijn gronden herhaald en betoogd dat hij ten onrechte niet is onderzocht door een bezwaarverzekeringsarts. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er per datum in geding geen sprake is van een toename van de arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en concludeert dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.