ECLI:NL:CRVB:2015:139
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2015 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek werd ingediend door de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.C. Cerezo-Weijsenfeld, advocaat, tegen het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Het college had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2014, maar de Raad verklaarde dit hoger beroep niet-ontvankelijk. Hierdoor was niet langer voldaan aan de voorwaarde dat er hoger beroep moest zijn ingesteld met betrekking tot de uitspraak waarover een voorlopige voorziening werd gevraagd.
De voorzieningenrechter van de Raad heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, hoewel het voldoende is dat er op enig moment hoger beroep is ingesteld, er op het moment van de beslissing geen hoger beroep aanhangig was. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moest worden verklaard.
De uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, met J.R. van Ravenstein als griffier. Er is geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 21 januari 2015.