ECLI:NL:CRVB:2015:1375
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van reiskostenvergoeding voor militairen in ploegendienst en reservedienst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een reiskostenvergoeding aan een appellant, werkzaam als militair in ploegendienst. De appellant had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in reiskosten op basis van de Regeling incidentele reizen voor de militair en zijn naaste betrekking. De minister van Defensie had deze aanvraag afgewezen, met de argumentatie dat de appellant niet in aanmerking kwam voor de vergoeding omdat hij al een tegemoetkoming ontving op basis van het Verplaatsingskostenbesluit militairen (VKBM). De Raad oordeelde dat de minister ten onrechte had gesteld dat de appellant alleen recht had op vergoeding als zijn rooster binnen 28 dagen voor de dienst werd gewijzigd. De Raad benadrukte dat de voorwaarden voor de vergoeding niet vereisen dat het rooster binnen deze termijn moet worden aangepast. De Raad oordeelde verder dat de minister niet had voldaan aan zijn onderzoeksplicht met betrekking tot het gelijkheidsbeginsel, aangezien de appellant had aangetoond dat andere militairen in vergelijkbare situaties wel vergoedingen ontvingen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het bestreden besluit van de minister, en droeg de minister op om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal €1.960,- bedroegen.