ECLI:NL:CRVB:2015:1349
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- W.F. Claessens
- C.H. Rombouts
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van hoofdverblijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) door het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer. Betrokkene had zich per 5 juli 2007 ingeschreven op het adres van zijn ouders, maar de gemeente betwistte dat hij zijn hoofdverblijf daar had. Na een eerdere afwijzing van zijn aanvraag in oktober 2012, diende betrokkene in januari 2013 opnieuw een aanvraag in, maar deze werd wederom afgewezen op basis van het standpunt dat hij niet zijn hoofdverblijf in de gemeente had.
De rechtbank oordeelde dat de gemeente onvoldoende bewijs had geleverd voor haar standpunt en vernietigde het bestreden besluit. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de gemeente niet voldoende had aangetoond dat betrokkene zijn hoofdverblijf niet in [plaatsnaam] had. De Raad benadrukte dat de bewijslast voor het recht op bijstand bij de aanvrager ligt, maar dat de gemeente ook haar onderzoeksplicht moet nakomen. De Raad concludeerde dat de beschikbare onderzoeksgegevens niet voldoende waren om de afwijzing van de aanvraag te rechtvaardigen.
De uitspraak bevestigt dat de gemeente in dit geval niet kon aantonen dat betrokkene zijn hoofdverblijf had in [woonplaats] en dat de eerdere afwijzing van de aanvraag om bijstand onterecht was. De Raad heeft de gemeente veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die zijn gemaakt in het hoger beroep, tot een bedrag van € 490,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.