ECLI:NL:CRVB:2015:1348
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- E.C.R. Schut
- C.H. Rombouts
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van woonplaats
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 19 januari 2004 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand. Appellant had geen vaste woon- of verblijfplaats en verbleef bij vrienden, familie en in een moskee. De gemeente Lelystad heeft een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand, wat leidde tot de conclusie dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat hij zijn hoofdverblijf niet in Lelystad had. De gemeente besloot op 21 februari 2012 de bijstand met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, wat leidde tot een geschil dat uiteindelijk bij de Centrale Raad van Beroep terechtkwam.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig beoordeeld. Appellant voerde aan dat hij onder druk een verklaring had afgelegd en dat de onderzoeksresultaten onvoldoende basis boden voor de conclusie dat hij geen woonplaats in Lelystad had. De Raad oordeelde dat de verklaringen van appellant en zijn ex-echtgenote niet onder druk waren afgelegd en dat de onderzoeksresultaten wel degelijk een toereikende basis vormden voor de intrekking van de bijstand. Echter, de Raad kwam tot de conclusie dat de intrekking van de bijstand over de periode voor 1 oktober 2011 niet gerechtvaardigd was, omdat de onderzoeksgegevens onvoldoende bewijs boden voor de stelling dat appellant in die periode geen woonplaats in Lelystad had.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van appellant werd gegrond verklaard. De Raad droeg de gemeente op om opnieuw te beslissen over de terugvordering van de bijstandskosten, waarbij de proceskosten van appellant werden vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 28 april 2015.