ECLI:NL:CRVB:2015:1299
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die laatstelijk werkzaam was bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, had zich ziek gemeld op 19 april 2013 en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de ZW-uitkering van appellant per 28 mei 2013 beëindigd, na te hebben vastgesteld dat appellant hersteld was. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het onderzoek door de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende zorgvuldig was. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv ten onrechte is uitgegaan van de functie coördinator Interne Controle en Audits als de functie waaruit hij is uitgevallen. Hij stelde dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn klachten, waaronder een burn-out, en verwees naar een zelftest en een psychologisch onderzoek uit 2014.
De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat appellant geschikt was voor zijn arbeid. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hadden en dat er geen signalen waren van een aanmerkelijke verandering in de gezondheidstoestand van appellant ten opzichte van eerdere beoordelingen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het bestreden besluit berustte op een zorgvuldig en toereikend gemotiveerd onderzoek. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de proceskostenveroordeling af.