ECLI:NL:CRVB:2015:1294
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WIA-uitkering wegens het ontbreken van verzekeringsplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de WIA-uitkering van appellant. Appellant had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze werd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ingetrokken wegens het ontbreken van verzekeringsplicht. De Raad oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat hij in de periode van 18 oktober 2008 tot 18 december 2008 aan de vereisten voor verzekering voldeed. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat appellant in die periode niet op ten minste zestien dagen verzekerd was geweest. Appellant voerde in hoger beroep aan dat het Uwv onvoldoende bewijs had geleverd voor de intrekking van de uitkering, maar de Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeerde dat appellant niet had voldaan aan de voorwaarden van artikel 10 van de Wet WIA, en dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellant niet verzekerd was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een vergoeding van proceskosten.