ECLI:NL:CRVB:2015:1247
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Eervol ontslag en beëindigingsovereenkomst in het ambtenarenrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het college van bestuur van de Universiteit Utrecht ongegrond werd verklaard. Appellant, werkzaam als ambtenaar bij de Universiteit Utrecht, had een conflictsituatie met zijn leidinggevende en meldde zich ziek. Na een bemiddelingstraject werd appellant de keuze voorgelegd om deel te nemen aan een verbetertraject of een beëindigingsovereenkomst te tekenen. Uiteindelijk koos appellant voor de beëindigingsovereenkomst, die op 3 april 2014 werd getekend en waarin werd afgesproken dat appellant eervol ontslag zou krijgen per 1 januari 2013.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de afspraken in de beëindigingsovereenkomst bindend zijn voor beide partijen, op basis van het beginsel van rechtszekerheid. Appellant stelde dat hij onder druk was gezet om de overeenkomst te tekenen en dat hij door zijn psychische toestand niet in staat was om zijn wil te bepalen. De Raad oordeelt echter dat er geen bewijs is voor wilsgebreken en dat appellant een reële keuze had. De onderhandelingen over de beëindigingsovereenkomst hebben meer dan twee maanden geduurd, en appellant was bijgestaan door een vakbondsconsulent. De Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat nakoming van de overeenkomst niet van appellant kan worden verlangd. Het hoger beroep wordt dan ook afgewezen en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.