ECLI:NL:CRVB:2015:1196

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 april 2015
Publicatiedatum
14 april 2015
Zaaknummer
13-5227 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ingangsdatum bijstand en bijzondere omstandigheden voor terugwerkende kracht

In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante heeft op 4 oktober 2012 een aanvraag ingediend voor bijstand met ingang van 1 augustus 2012. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft bij besluit van 12 oktober 2012 bijstand verleend met ingang van 21 augustus 2012, omdat appellante zich op die datum heeft gemeld voor de aanvraag. Het college heeft later, bij besluit van 13 december 2012, het bezwaar van appellante tegen het eerdere besluit ongegrond verklaard, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die bijstandverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigen.

De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellante is in hoger beroep gegaan en heeft aangevoerd dat het niet duidelijk is in welke gevallen het college bijzondere omstandigheden aanneemt. De Centrale Raad van Beroep heeft deze beroepsgrond verworpen. De Raad oordeelt dat het college niet verplicht is om beleid te ontwikkelen voor de beoordeling van de ingangsdatum van de bijstand en dat de beoordeling van bijzondere omstandigheden afhankelijk is van de specifieke feiten van elk geval. De Raad verwijst naar eerdere rechtspraak waarin bijzondere omstandigheden zijn aangenomen, maar benadrukt dat deze niet uitputtend zijn te omschrijven.

Uiteindelijk bevestigt de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellante ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/5227 WWB
Datum uitspraak: 14 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
29 augustus 2013, 13/400 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J. van den Ende, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 20 januari 2015. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 4 oktober 2012 heeft appellante een aanvraag ingediend om bijstand, ten tijde hier van belang op grond van de Wet werk en bijstand, met ingang van 1 augustus 2012.
1.2.
Bij besluit van 12 oktober 2012 heeft het college aan appellante met ingang van
21 augustus 2012 bijstand verleend naar de norm voor een alleenstaande ouder, omdat zij zich op deze datum heeft gemeld voor het doen van een aanvraag.
1.3.
Bij besluit van 13 december 2012 (bestreden besluit) heeft het college het tegen het besluit van 12 oktober 2012 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Aan dat besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat bijstand niet eerder kan worden verleend dan op de dag dat appellante zich heeft gemeld voor het doen van een aanvraag en dat appellante geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die, in afwijking van dit uitgangspunt, bijstandverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken grond tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante heeft als enige beroepsgrond aangevoerd dat het niet duidelijk is in welke gevallen het college bijzondere omstandigheden aanneemt. Door het ontbreken van beleid hierover en omdat uit de rechtspraak niet valt op te maken wanneer dergelijke omstandigheden zich voordoen, is er geen toetsingskader om te beoordelen of het standpunt van het college juist is. Dit is in strijd met het rechtszekerheids- en het gelijkheidsbeginsel.
4.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het college is niet gehouden beleid te ontwikkelen voor de beoordeling van de ingangsdatum van de bijstand, ook niet ter invulling van het begrip bijzondere omstandigheden. De beoordeling van de vraag of zich in een bepaald geval bijzondere omstandigheden voordoen die rechtvaardigen dat wordt afgeweken van het uitgangspunt dat geen bijstand wordt verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of in voorkomende gevallen een aanvraag om bijstand heeft ingediend, vindt plaats aan de hand van de specifieke omstandigheden van dat geval. Daarom valt van tevoren niet (uitputtend) te omschrijven in welke gevallen hiervan sprake zou kunnen zijn. Anders dan appellante heeft betoogd, zijn in de rechtspraak wel uitspraken te vinden waarin bijzondere omstandigheden zijn aangenomen die het toekennen van bijstand met terugwerkende kracht rechtvaardigen. In de uitspraak van de Raad van 9 juli 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX1284, is ook opgenomen wanneer van zulke omstandigheden sprake kan zijn.
4.3.
Uit wat in 4.2 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van
C. Moustaine als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2015.
(getekend) Y.J. Klik
(getekend) C. Moustaine

MK