ECLI:NL:CRVB:2015:1196
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum bijstand en bijzondere omstandigheden voor terugwerkende kracht
In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante heeft op 4 oktober 2012 een aanvraag ingediend voor bijstand met ingang van 1 augustus 2012. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft bij besluit van 12 oktober 2012 bijstand verleend met ingang van 21 augustus 2012, omdat appellante zich op die datum heeft gemeld voor de aanvraag. Het college heeft later, bij besluit van 13 december 2012, het bezwaar van appellante tegen het eerdere besluit ongegrond verklaard, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die bijstandverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigen.
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellante is in hoger beroep gegaan en heeft aangevoerd dat het niet duidelijk is in welke gevallen het college bijzondere omstandigheden aanneemt. De Centrale Raad van Beroep heeft deze beroepsgrond verworpen. De Raad oordeelt dat het college niet verplicht is om beleid te ontwikkelen voor de beoordeling van de ingangsdatum van de bijstand en dat de beoordeling van bijzondere omstandigheden afhankelijk is van de specifieke feiten van elk geval. De Raad verwijst naar eerdere rechtspraak waarin bijzondere omstandigheden zijn aangenomen, maar benadrukt dat deze niet uitputtend zijn te omschrijven.
Uiteindelijk bevestigt de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellante ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.