ECLI:NL:CRVB:2015:1189
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand en terugvordering van voorschotten wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had op 23 februari 2012 bij het UWV Werkbedrijf een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Na een periode van vier weken heeft hij in mei 2012 een formele aanvraag ingediend, waarbij hij aangaf inwonend te zijn bij zijn zus op een specifiek adres in Zeist. Gedurende de periode van zijn aanvraag ontving hij voorschotten tot een totaalbedrag van € 1.845,-. Echter, de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug voerde een onderzoek uit naar zijn woonsituatie, waarbij bleek dat appellant niet voldoende duidelijkheid had verschaft over zijn feitelijke woonadres en leefsituatie.
De handhavingsspecialisten voerden waarnemingen uit en concludeerden dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden. Dit leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag en de terugvordering van de verstrekte voorschotten. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze besluiten ongegrond. In hoger beroep betwistte appellant de juistheid van de aanvraagdatum en de rechtmatigheid van de terugvordering, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant onvoldoende informatie had verstrekt over zijn woonsituatie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.