ECLI:NL:CRVB:2015:1152
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- G. van Zeben-de Vries
- P.H. Banda
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Duitsland, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv op 7 april 2011 had besloten dat appellant met ingang van 6 april 2011 geen recht had op een WIA-uitkering. Dit besluit was gebaseerd op de conclusie dat appellant, rekening houdend met zijn medische beperkingen, geschikt was voor passende functies. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder de onjuistheid van het maatmaninkomen en de geschiktheid van de geselecteerde functies, beoordeeld. Appellant stelde dat zijn maatmaninkomen onjuist was vastgesteld en dat de functies niet passend waren, maar de Raad oordeelde dat de arbeidskundige rapporten voldoende onderbouwd waren en dat de geselecteerde functies binnen de belastbaarheid van appellant vielen.
Uiteindelijk heeft de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek van appellant om schadevergoeding afgewezen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 maart 2015.