ECLI:NL:CRVB:2015:1115

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 april 2015
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
13-5219 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen maatregel van het Uwv wegens niet voldoen aan sollicitatieverplichting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een maatregel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die zijn WW-uitkering heeft gekort wegens het niet voldoen aan de sollicitatieverplichting. Appellant, die tot 1 januari 2011 als sportleraar werkte, ontving vanaf 3 januari 2011 een WW-uitkering. Het Uwv heeft appellant herhaaldelijk gewezen op zijn verplichting om gemiddeld één keer per week te solliciteren. Ondanks dat appellant vanaf 1 juli 2011 een parttime functie had bij een voetbalclub, voldeed hij niet aan de sollicitatieverplichting. Het Uwv legde daarom een maatregel op, waarbij de uitkering met 25% werd gekort voor vier maanden, en later met 37,5% voor een nieuwe periode van vier maanden. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar zowel het Uwv als de rechtbank Gelderland hebben zijn bezwaren ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalt appellant zijn standpunt dat hij zich heeft ingespannen om zijn huidige baan te behouden en dat hij medische redenen heeft die hem belemmeren om verder te solliciteren. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant niet voldoende heeft aangetoond dat hij aan zijn sollicitatieverplichting heeft voldaan en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het niet voldoen aan de sollicitatieverplichting rechtvaardigen.

Uitspraak

13/5219 WW
Datum uitspraak: 8 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 augustus 2013 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2015. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.M.J.E. Budel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is tot 1 januari 2011 als sportleraar werkzaam geweest in dienst van de [stichting]. Het Uwv heeft appellant bij besluit van 17 januari 2011 met ingang van
3 januari 2011 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). In dit besluit is appellant erop gewezen dat gedurende de gehele periode waarin hij een WW-uitkering ontvangt, van hem wordt verwacht dat hij gemiddeld ten minste één keer per week solliciteert en dat het Uwv dit regelmatig controleert. Appellant is vanaf 1 juli 2011 gedurende acht uur per week werkzaam bij [naam B.V.]
([B.V.]) als sociaal/maatschappelijk begeleider voor de spelers van het eerste elftal en het beloften elftal. Per 1 juli 2012 is zijn contract uitgebreid naar tien uur per week.
1.2.
Bij besluit van 22 juni 2011 heeft het Uwv de WW-uitkering van appellant bij wijze van maatregel met ingang van 5 juli 2011 voor de duur van vier maanden gekort met 25%, omdat appellant niet aan de voor hem geldende sollicitatieverplichting heeft voldaan. Het door appellant daartegen gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard bij besluit van 31 augustus 2011. In de daarop gevolgde procedure heeft de rechtbank het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, hetgeen is bevestigd door deze Raad bij uitspraak van 15 mei 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:CA0290). De maatregel van 25% gedurende vier maanden staat hiermee in rechte vast.
1.3.
Het Uwv heeft appellant bij brief van 29 mei 2012 gevraagd om een overzicht van zijn sollicitaties in de periode van 1 maart 2012 tot en met 30 april 2012. Omdat appellant niet op deze brief reageerde, heeft het Uwv aangenomen dat appellant niet aan de sollicitatieverplichting heeft voldaan en bij besluit van 2 juli 2012 zijn WW-uitkering bij wijze van maatregel met ingang van 2 juli 2012 voor de duur van vier maanden gekort met 37,5%. Daarbij heeft het Uwv het standaard kortingspercentage met 25% verhoogd in verband met de eerder opgelegde (en in 1.2 vermelde) maatregel. Op 3 juli 2012 heeft het Uwv alsnog het door appellant ingevulde sollicitatieoverzicht over de periode van 1 maart 2012 tot en met 30 april 2012 ontvangen. Daarop heeft appellant zeven sollicitaties vermeld bij voetbalclub [B.V.].
1.4.
Bij besluit van 1 november 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 2 juli 2012 ongegrond verklaard. Het Uwv heeft geconcludeerd dat appellant niet voldoende heeft gesolliciteerd en dat hem daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Het Uwv heeft geen grond gezien om de maatregel te verminderen vanwege verminderde verwijtbaarheid en geen dringende (uitzonderlijke) reden gezien om af te zien van de opgelegde maatregel.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. Dringende redenen om van het opleggen van een maatregel af te zien waren volgens de rechtbank niet aanwezig.
3. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat hij zich bijzonder hard heeft ingezet om de baan bij [B.V.] te verkrijgen en op te bouwen. Hij heeft betoogd dat het onmogelijk is om naast deze baan nog een andere baan te hebben, omdat hij flexibel ingezet moet kunnen worden. Verder heeft hij medische redenen aangevoerd. Bovendien moet hij [B.V.] kunnen toezeggen dat hij het seizoen 2012/2013 kan volmaken. Appellant heeft dan ook verzocht de maatregel ongedaan te maken dan wel te verminderen, gelet op zijn grote inzet om zijn huidige baan uit te kunnen breiden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor een weergave van het toepasselijke wettelijk kader verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
4.2.
Door appellant wordt niet betwist dat hij op de hoogte is van de inhoud voor hun geldende sollicitatieverplichting.
4.3.
Anders dan appellant veronderstelt, kunnen de door hem genoemde activiteiten niet als afzonderlijke concrete sollicitatieactiviteiten worden gezien. Deze activiteiten waren uitsluitend gericht op het continueren en uitbreiden van de omvang van zijn werkzaamheden bij zijn eigen werkgever [B.V.]. Het Uwv en de rechtbank hebben dan ook terecht geoordeeld dat appellant in de onderzochte periode niet heeft voldaan aan de eis van gemiddeld ten minste één sollicitatie per week.
4.4.
Omstandigheden op grond waarvan deze overtreding van de sollicitatieverplichting appellant niet of niet volledig is te verwijten zijn niet gebleken. De omstandigheden waarin appellant verkeerde waren niet zo uitzonderlijk, dat van hem niet verlangd kon worden om zich aan zijn sollicitatieverplichting te houden. Onderkend wordt dat het voor appellant niet eenvoudig zal zijn geweest om werkzaamheden te vinden die te combineren waren met zijn werkzaamheden bij [B.V.], de kans daarop is denkbeeldig. Afgezien hiervan had appellant, zolang hij geen volledige aanstelling had bij [B.V.], ook kunnen proberen een zodanige aanstelling elders te verkrijgen. Dat appellant om hem moverende redenen van die mogelijkheid heeft afgezien komt voor zijn risico.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat de rechtbank het bestreden besluit terecht in stand heeft gelaten. De aangevallen uitspraak komt daarom voor bevestiging in aanmerking.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 april 2015.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) H.J. Dekker

NK