ECLI:NL:CRVB:2015:1077

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 maart 2015
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
13-4229 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstand op grond van schending inlichtingenverplichting na fraudeonderzoek

In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant, die sinds 1 november 2010 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand. Na een fraudeonderzoek, dat werd gestart naar aanleiding van signalen van de Belastingdienst en de politie, heeft het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch besloten om de bijstand van appellant in te trekken met ingang van 1 september 2012. Dit besluit was gebaseerd op de schending van de inlichtingenverplichting door appellant, die geen informatie heeft verstrekt over de aankoop van een Rolex-horloge ter waarde van € 14.000,-. De te beoordelen periode voor deze intrekking loopt van 1 september 2012 tot en met 13 september 2012.

Appellant heeft in eerste instantie zijn zwijgrecht ingeroepen, maar heeft later in beroep gesteld dat hij het horloge heeft betaald met een schadevergoeding die hij had ontvangen na een verkeersongeluk. Echter, hij heeft geen bewijs geleverd voor deze claim. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad oordeelde dat de door het college gevraagde informatie over de financiering van het horloge relevant was voor het vaststellen van het recht op bijstand.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken op 31 maart 2015.

Uitspraak

13/4229 WWB
Datum uitspraak: 31 maart 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 26 juli 2013, 13/777 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van ’s-Hertogenbosch (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.E.L.T. Balkema, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Balkema en vergezeld van zijn broer [broer appellant]. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K.W.H. Hulsen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontving sinds 1 november 2010 bijstand, ten tijde in geding op grond van de Wet werk en bijstand.
1.2.
Naar aanleiding van (vermogens) signalen van de Belastingdienst en de politie heeft de afdeling Sociale Recherche van de gemeente ’s-Hertogenbosch (sociale recherche) een fraudeonderzoek gestart naar de familie van appellant. In het kader van dat onderzoek heeft op 3 april 2012 een doorzoeking plaatsgevonden van de woning van appellant. Daarbij is een handgeschreven schriftelijke overeenkomst aangetroffen waaruit blijkt dat appellant op 12 februari 2012 met contant geld een Rolex-horloge heeft gekocht voor een bedrag van € 14.000,-. Appellant is op 6 augustus 2012 gehoord over deze aankoop en heeft zich daarbij beroepen op zijn zwijgrecht. Na daartoe meerdere malen in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft hij geen nadere informatie verstrekt over de aankoop of de wijze waarop hij het
Rolex-horloge heeft bekostigd. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van de sociale recherche van 20 augustus 2012.
1.3.
Het college heeft in de onderzoeksresultaten aanleiding gezien om bij besluit van
13 september 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 30 januari 2013 (bestreden besluit), de bijstand van appellant in te trekken met ingang van 1 september 2012. Aan de besluitvorming is ten grondslag gelegd dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door, voor zover van belang, geen informatie te verstrekken over de aankoop en de financiering van het Rolex-horloge. Als gevolg daarvan kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken grond tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De te beoordelen periode loopt van 1 september 2012 tot en met 13 september 2012.
4.2.
Appellant heeft aangevoerd dat hij de inlichtingenverplichting niet heeft geschonden door van de aankoop van het Rolex-horloge geen melding te maken bij het college. Hij heeft de aankoop bekostigd uit (het restant van) een immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 30.000,- die hem op 19 april 2010 is uitbetaald na een verkeersongeluk waarbij hij een whiplash heeft opgelopen. Namens het college is hem mondeling toegezegd dat deze immateriële schadevergoeding voor de bijstandverlening zou worden vrijgelaten.
4.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De door het college gevraagde informatie over de financiering van het Rolex-horloge ziet op kennelijk bij appellant aanwezige grote bedragen aan contant geld waarmee hij dat horloge heeft bekostigd. Zelfs indien ervan wordt uitgegaan, zoals appellant stelt en door het college wordt betwist, dat appellant destijds bij het college melding heeft gemaakt van een ontvangen schadevergoeding van € 30.000,- en dat deze middelen voor de bijstandverlening vrijgelaten zouden moeten worden, dan laat dit onverlet dat appellant geen verifieerbare en voor het vaststellen van het recht op bijstand relevante informatie heeft verstrekt over de financiering van het Rolex-horloge met contant geld. Daarmee is gegeven dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden. Appellant heeft zich in eerste instantie op zijn zwijgrecht beroepen en pas in beroep het standpunt ingenomen dat hij het Rolex-horloge heeft bekostigd uit de ontvangen schadevergoeding. Appellant heeft dit echter op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt. De enkele stelling van appellant dat er geen concrete aanwijzingen waren dat het volledige bedrag aan schadevergoeding op was op het moment van de aanschaf van de Rolex, is daartoe onvoldoende.
4.4.
Uit 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens als voorzitter en E.C.R. Schut en
C.H. Rombouts als leden, in tegenwoordigheid van C.M.A.V. van Kleef als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2015.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) C.M.A.V. van Kleef

MK