ECLI:NL:CRVB:2015:1040

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 april 2015
Publicatiedatum
3 april 2015
Zaaknummer
13-1011 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van kinderbijslag op basis van verblijfstitel en internationale rechten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die kinderbijslag had aangevraagd voor haar twee in Nederland geboren kinderen. Appellante, geboren in Afghanistan, was in 2004 naar Nederland gekomen en had geen verblijfsvergunning, waardoor de Sociale Verzekeringsbank (Svb) haar aanvraag om kinderbijslag op 12 april 2011 had afgewezen. De Svb handhaafde deze afwijzing in een beslissing op bezwaar van 11 juli 2011. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.

Appellante voerde aan dat de Svb de belangen van haar in Nederland geboren kinderen niet voldoende had meegewogen en dat het arrest van de Hoge Raad aanleiding gaf tot een klacht bij het VN-Mensenrechtencomité. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante aan het nationale recht geen recht op kinderbijslag kon ontlenen en dat er geen internationale gronden waren die haar uitsluiting van de verzekering voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) konden rechtvaardigen. De Raad verwees naar een eerdere uitspraak waarin vergelijkbare omstandigheden aan de orde waren.

De Raad concludeerde dat er geen schrijnende omstandigheden waren die aanleiding gaven om het koppelingsbeginsel buiten toepassing te laten. Aangezien appellante geen recht had op kinderbijslag in de periode in geding, werd de Svb niet veroordeeld tot schadevergoeding. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien om artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht toe te passen. De uitspraak werd openbaar gedaan door T.L. de Vries, met S. Aaliouli als griffier.

Uitspraak

13/1011 AKW
Datum uitspraak: 3 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
7 februari 2013, 12/4830 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J. Klaas, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Desgevraagd hebben partijen toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is[in] 1967 geboren in Afghanistan. Zij is in 2004 naar Nederland gekomen om zich bij haar echtgenoot te voegen die reeds in 1998 vanuit Afghanistan naar Nederland is gekomen. Appellante en haar echtgenoot hebben in Nederland twee zoons gekregen.[naam zoon 1], geboren [in] 2006 en [naam zoon 2], geboren [in] 2009.
1.2.
Bij besluit van 12 april 2011 heeft de Svb de aanvraag om kinderbijslag van 2 april 2011 ten behoeve van[naam zoon 1] en [naam zoon 2] afgewezen omdat appellante geen verblijfsvergunning heeft en daarom niet verzekerd is voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW).
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 11 juli 2011 (bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van 12 april 2011 gehandhaafd en het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 23 november 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW7740) ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep is namens appellante herhaald dat de Svb ten onrechte de belangen van het in Nederland geboren kind niet voldoende heeft meegewogen in haar besluitvorming. Hierbij is er als nadere grond op gewezen dat het arrest van de Hoge Raad voor de gemachtigde van appellante en zijn kantoorgenoten aanleiding is geweest om een klacht in te dienen bij het Human Rights Committee (VN-Mensenrechtencomité) te Genève.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil het recht op kinderbijslag over het tweede kwartaal van 2010 tot en met tweede kwartaal van 2011.
4.2.
Niet in geschil is dat appellante aan het nationale recht geen recht op kinderbijslag kan ontlenen. In geschil is de vraag of uit het internationale recht moet worden afgeleid dat appellante, in de periode in geding, niet mag worden uitgesloten van de verzekering voor de AKW, op de grond dat zij niet beschikt over een verblijfstitel als in artikel 6, tweede lid, van de AKW genoemd.
4.3.
Nu namens appellante in hoger beroep geen nadere internationaalrechtelijke gronden zijn aangevoerd, wordt kortheidshalve volstaan met een verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 5 juli 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:994) in een met het onderhavige geding vergelijkbare zaak. Van dusdanige schrijnende omstandigheden dat deze in het geval van appellante zouden moeten leiden tot het buiten toepassing laten van het koppelingsbeginsel, is ook hier niet gebleken. Ook hetgeen door de gemachtigde in de klacht aan het VN-Mensenrechtencomité naar voren is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. De in 4.2 geformuleerde vraag dient dan ook ontkennend te worden beantwoord.
4.4.
Nu uit het voorgaande volgt dat appellante geen recht heeft op kinderbijslag in de periode in geding, is er geen aanleiding de Svb te veroordelen tot vergoeding van schade.
4.5.
Hetgeen onder 4.1 tot en met 4.4 is overwogen, leidt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak, waarbij het bestreden besluit in stand is gelaten, dient te worden bevestigd.
5. Er is geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 april 2015.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) S. Aaliouli
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

HD