ECLI:NL:CRVB:2015:103
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van ouderdomspensioen en AIO-aanvulling in het kader van gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van ouderdomspensioen en de AIO-aanvulling van appellanten, die beiden een uitkering ontvingen van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant ontving sinds februari 2007 een ouderdomspensioen voor alleenstaanden en een AIO-aanvulling, terwijl appellante sinds augustus 2008 een vergelijkbare uitkering ontving. De Svb ontving op 16 juni 2010 een anonieme melding dat appellant samenwoonde met een vrouw, wat leidde tot een onderzoek naar hun woon- en leefsituatie. Tijdens dit onderzoek werd vastgesteld dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden, ondanks dat zij op verschillende adressen stonden ingeschreven. De Svb besloot daarop de uitkeringen van beide appellanten te herzien en terug te vorderen wat onterecht was uitgekeerd. De rechtbank verklaarde de bezwaren van appellanten ongegrond, waarna zij in hoger beroep gingen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de Svb terecht had aangenomen dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden, op basis van de verklaringen die zij hadden afgelegd en de onderzoeksresultaten. De Raad benadrukte dat de motieven en de aard van de relatie tussen appellanten niet relevant waren voor de beoordeling van de gezamenlijke huishouding. De Raad concludeerde dat de Svb bevoegd was om de uitkeringen te herzien en de onterecht betaalde bedragen terug te vorderen. De hoger beroepen van appellanten werden afgewezen en de aangevallen uitspraken werden bevestigd.