ECLI:NL:CRVB:2015:1022
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- C.H. Bangma
- M.T. Boerlage
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van bovenwettelijke aansluitende uitkering bij werkloosheid na onterecht verleende WW-uitkering
In deze zaak gaat het om de beëindiging van een bovenwettelijke aansluitende uitkering bij werkloosheid. Betrokkene, die sinds 1994 werkzaam was bij het Ministerie van Economische Zaken, kreeg per 1 september 2008 eervol ontslag op basis van een beëindigingsovereenkomst. Het UWV kende haar een WW-uitkering toe, maar deze werd later onterecht bevonden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de WW-uitkering ten onrechte was verstrekt, maar dat dit niet aan de betrokkene te wijten was. De Raad stelde vast dat het UWV niet bevoegd was om de WW-uitkering met terugwerkende kracht in te trekken, wat leidde tot de conclusie dat de bovenwettelijke uitkering ook ten onrechte was toegekend. Appellant, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, beëindigde de bovenwettelijke uitkering per mei 2011, wat door de rechtbank werd bestreden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het besluit van 21 september 2011 ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat de beëindiging van de bovenwettelijke uitkering terecht was, omdat de uitkering ten onrechte was verleend en er geen dringende redenen waren om van intrekking af te zien.