ECLI:NL:CRVB:2014:913
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering zorgfunctie Persoonlijke Verzorging en Begeleiding Individueel op basis van medische indicatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het CIZ om hem geen indicatie te geven voor de zorgfunctie Persoonlijke Verzorging (PV) en Begeleiding Individueel (BI). Appellant, die lijdt aan diverse gezondheidsklachten zoals astma, jicht en rugklachten, had eerder een indicatie voor PV gekregen, maar deze werd in 2012 afgewezen na een herindicatie. Het CIZ stelde dat appellant in staat was om zichzelf te wassen en aan te kleden met behulp van hulpmiddelen, en dat zijn beperkingen op het gebied van sociale redzaamheid licht waren. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het advies van de medisch adviseur D.C. van der Geest, dat op dossieronderzoek was gebaseerd. De Raad oordeelde dat het CIZ zorgvuldig had gehandeld en dat appellant geen contra-expertise had ingebracht die de bevindingen van de medisch adviseur zou kunnen ondermijnen. De Raad bevestigde dat appellant niet in aanmerking kwam voor PV, omdat hij in staat werd geacht om met hulpmiddelen voor zichzelf te zorgen. Ook de afwijzing van de zorgfunctie BI werd bevestigd, omdat appellant slechts lichte beperkingen op het gebied van sociale redzaamheid had.
De Raad concludeerde dat de eerdere indicatie voor PV in 2011 tijdelijk was en bedoeld om appellant in staat te stellen hulpmiddelen en aanpassingen te realiseren. De Raad oordeelde dat er geen reden was om aan de juistheid van de stellingen van het CIZ te twijfelen. Het hoger beroep van appellant werd verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.