ECLI:NL:CRVB:2012:BV7924

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4906 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van kosten van tandheelkundige behandeling in het kader van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2012 uitspraak gedaan over een verzoek van appellant om vergoeding van kosten voor tandheelkundige behandeling. Appellant, geboren in 1940 in het voormalige Nederland-Indië, is erkend als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). Hij verzocht in december 2009 om vergoeding van kosten voor het vervangen van meerdere kronen die in de jaren '70 zijn geplaatst. Verweerder, de Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank, heeft dit verzoek afgewezen bij besluit van 20 april 2010, en deze afwijzing is na bezwaar gehandhaafd in het bestreden besluit van 19 augustus 2010.

Tijdens de zitting op 16 februari 2012 is appellant verschenen, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad overwoog dat de gebitsproblemen van appellant in causaal verband staan met zijn oorlogservaringen, maar dat verweerder gerechtigd is om een behandelplan en kostenbegroting van de behandelend tandarts te eisen voor de vaststelling van de medische noodzaak voor gebitsrehabilitatie. De door appellant overgelegde declaratie met betrekking tot een geplaatste kroon werd als onvoldoende beschouwd.

De Raad concludeerde dat appellant, om in aanmerking te komen voor vergoeding van de rehabilitatie van zijn gebit, de vereiste documentatie moet overleggen. Gezien deze overwegingen werd het beroep van appellant ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 maart 2012.

Uitspraak

10/4906 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], (appellant),
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, thans: de Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank, (verweerder)
Datum uitspraak: 1 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
In verband met een wijziging van taken, zoals neergelegd in de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen (wet van 15 april 2010, Stb. 2010, 182), is in deze zaak de Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank in de plaats getreden van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR). Waar in deze uitspraak wordt gesproken van verweerder wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de - voormalige - Raadskamer WUV van de PUR.
Appellant heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 19 augustus 2010, kenmerk BZ01182050, (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2012. Appellant is verschenen en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.
II. OVERWEGINGEN
1. In dit geding zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1. Appellant, geboren in 1940 in het voormalige Nederland-Indië, is in 1989 erkend als vervolgde in de zin van de Wuv.
1.2. In december 2009 heeft appellant verzocht om vergoeding van kosten van tandheelkundige behandeling. De vele kronen die al in de jaren ’70 zijn aangebracht moeten worden vervangen. Bij besluit van 20 april 2010 is hierop door verweerder afwijzend beslist, welke afwijzing na bezwaar is gehandhaafd bij het bestreden besluit.
2. Naar aanleiding van hetgeen in beroep naar voren is gebracht overweegt de Raad als volgt.
2.1. Gezien de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende advisering door de tandheelkundig adviseur M. Schächter en hetgeen ter zitting van de zijde van verweerder naar voren is gebracht, is tussen partijen niet in geschil dat de gebitsproblemen van appellant in causaal verband staan met zijn oorlogservaringen. Appellant heeft ondanks goed onderhoud al op jonge leeftijd een groot aantal kronen moeten laten aanbrengen.
2.2. Verweerder mag voor de vaststelling van de medische noodzaak voor een gebitsrehabilitatie als voorwaarde stellen dat er een behandelplan en een kostenbegroting van de behandelend tandarts wordt overgelegd. De door appellant in bezwaar overgelegde declaratie met betrekking tot een geplaatste kroon is daartoe niet voldoende.
2.3. Ter zitting is gebleken dat thans al op korte termijn met de rehabilitatie van het gebit (onder meer met implantaten) zal worden begonnen. Als appellant voor vergoeding van die rehabilitatie in aanmerking wil komen zal hij dus een behandelplan en een kostenbegroting van zijn behandelend tandarts en/of kaakchirurg moet overleggen.
3. Gezien het vorenstaande dient het beroep van appellant ongegrond te worden verklaard.
4. Er is ten slotte geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2012.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) R.L.G. Boot.
HD