ECLI:NL:CRVB:2014:841

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 maart 2014
Publicatiedatum
13 maart 2014
Zaaknummer
12-3507 AOR
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de invaliditeitsuitkering op basis van de Algemene Oorlogsongevallenregeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 maart 2014 uitspraak gedaan in het geding tussen appellant, vertegenwoordigd door mr. J.C.M. van Berkel, en de Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling (verweerster). De zaak betreft de aanvraag van appellant, geboren in 1941 in het voormalig Nederlands-Indië, voor toekenning van uitkeringen op basis van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR). Appellant was eerder aangemerkt als oorlogsslachtoffer en ontving een invaliditeitsuitkering berekend naar een percentage van 10, naast een vergoeding voor geneeskundige behandelingen en huishoudelijke hulp. Het bestreden besluit van verweerster, dat het bezwaar van appellant ongegrond verklaarde, werd in deze procedure ter beoordeling voorgelegd.

Tijdens de zitting op 30 januari 2014 heeft de Raad de feiten en omstandigheden van de zaak besproken. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet langer een verband stelt tussen zijn lichamelijke klachten en het oorlogsgeweld. De beoordeling van de medische situatie van appellant is gebaseerd op rapporten van artsen, waaronder A.S.E.P. Textor, die concludeerde dat appellant psychische klachten heeft met beperkte gevolgen voor zijn functioneren. De Raad heeft de adviezen van de geneeskundige adviseurs van verweerster als voldoende zorgvuldig en gemotiveerd beoordeeld.

De Raad heeft geen aanknopingspunten gevonden om het standpunt van verweerster te weerleggen en concludeert dat het bestreden besluit in stand blijft. Het beroep van appellant wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige medische beoordeling in zaken die betrekking hebben op invaliditeitsuitkeringen op basis van de AOR.

Uitspraak

12/3507 AOR
Datum uitspraak: 13 maart 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling (verweerster)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.C.M. van Berkel, advocaat, beroep ingesteld tegen het besluit van verweerster van 5 juni 2012, kenmerk 0002776/CAOR (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR).
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2014. Voor appellant is
mr. Van Berkel verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. L.H.G. Belleflamme. Van de zijde van verweerster is tevens verschenen haar geneeskundig adviseur drs. G.M. van der Molen.

OVERWEGINGEN

1.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren in 1941 in het toenmalig Nederlands-Indië, heeft in februari 2011 een aanvraag ingediend om toekenningen op grond van de AOR.
1.2.
Bij besluit van 22 november 2011 is appellant aangemerkt als oorlogsslachtoffer in de zin van de AOR. Aanvaard is dat bij appellant sprake is van psychisch oorlogsletsel en dat hij als gevolg daarvan voor 20% ongeschikt is voor het verrichten van passende arbeid. Op grond hiervan is appellant in aanmerking gebracht voor een invaliditeitsuitkering berekend naar een uitkeringspercentage van 10, een (geclausuleerde) vergoeding van vrije geneeskundige behandelingen en vier uur huishoudelijke hulp per week. Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
Blijkens een ter zitting gedane mededeling handhaaft appellant niet langer een gesteld verband tussen zijn lichamelijke klachten en het oorlogsgeweld.
2.2.
Het in het bestreden besluit verwoorde standpunt van verweerster is in eerste instantie gebaseerd op de bevindingen van A.S.E.P. Textor, arts, die appellant thuis heeft bezocht. Deze arts heeft geconcludeerd dat bij appellant sprake is van psychische klachten en dat deze klachten geringe tot matige beperkingen geven in drie van de vier rubrieken van de
AMA-scales. Daarbij is aangegeven dat de beperkingen in rubriek 1 het gevolg zijn van nachtelijke pijnklachten door de (non-causale) heup- en schouderproblematiek. De totale psychische invaliditeit wordt bepaald op 25% waarvan 15% in verband wordt gebracht met het oorlogsgeweld. Aldus kwam Textor tot een (afgerond) arbeidsongeschiktheidspercentage van 20. Het bezwaarschrift heeft verweerster voorgelegd aan een andere geneeskundige adviseur, de arts F.A.M. van den Brand. Deze adviseur onderschrijft de conclusies van Textor.
2.3.
De Raad acht het bestreden besluit met deze adviezen voldoende zorgvuldig voorbereid en gemotiveerd. In de voorhanden medische gegevens heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om het door verweerster ingenomen standpunt onjuist te achten.
2.4.
De arts R.J. Roelofs, die appellant heeft onderzocht in het kader van de Wet uitkeringen
burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945, heeft weliswaar, anders dan Textor, de beperkingen in rubriek 1 causaal geacht, maar wat daar verder ook van zij, die beperkingen kunnen ten tijde hier van belang niet leiden tot een hoger invaliditeitspercentage. Het bedoelde gegeven doet op zichzelf beschouwd immers niet af aan het oordeel dat de totale psychische invaliditeit op 25% ware te bepalen, waarvan 10% als non-causaal, namelijk samenhangend met vaders overlijden en gestoorde familieverhoudingen, is te beschouwen. Onder verwijzing naar zijn uitspraak van 20 februari 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:589) merkt de Raad nog op dat appellant, als hij verergering vermoedt van zijn causale arbeidsongeschiktheid, een hernieuwd verzoek bij verweerster kan indienen waarna verweerster dient te beoordelen of de arbeidsongeschiktheid bij appellant mogelijk voor zijn 70ste jaar is toegenomen.
2.5.
Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit in rechte stand houdt en dat het beroep van appellant ongegrond moet worden verklaard.
3.
De Raad ziet tot slot geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van P. Uijtdewillegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2014.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) P. Uijtdewillegen

HD