ECLI:NL:CRVB:2014:829

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
12 maart 2014
Zaaknummer
12-4134 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit Uwv inzake dagloon vaststelling en vergoeding kosten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. De zaak betreft de vaststelling van het WW-dagloon van de appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 17 oktober 2013 het dagloon van de appellant nader vastgesteld, maar de appellant was van mening dat het Uwv hierbij niet correct had gehandeld. De Raad had eerder op 4 september 2013 een tussenuitspraak gedaan waarin werd geoordeeld dat het Uwv bij de vaststelling van het dagloon ten onrechte geen toepassing had gegeven aan artikel 2, vierde lid, van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen. De Raad droeg het Uwv op om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.

In de uitspraak van 5 maart 2014 oordeelde de Raad dat het Uwv alsnog correct had gehandeld door het dagloon per 1 juli 2011 vast te stellen op € 181,73. De Raad oordeelde dat de kosten van rechtsbijstand in bezwaar vergoed moesten worden tot een bedrag van € 944,-. De appellant verzocht om vergoeding van zijn kosten en schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente, wat door de Raad werd toegewezen. De Raad oordeelde dat het Uwv in de kosten van de appellant moest worden veroordeeld, met een totaalbedrag van € 2.191,50 aan kosten van rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door G.A.J. van den Hurk, met D.E.P.M. Bary als griffier.

Uitspraak

12/4134 WW
Datum uitspraak: 5 maart 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van
13 juni 2012, 11/1992 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 4 september 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:1653) een tussenuitspraak gedaan.
Het Uwv heeft een besluit ingezonden van 17 oktober 2013.
Appellant heeft een zienswijze gegeven op het besluit.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet, is afgezien van een nader onderzoek ter zitting.
De meervoudige kamer heeft de zaak verwezen naar de enkelvoudige kamer, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.
Bij de tussenuitspraak is geoordeeld dat het Uwv bij de vaststelling van het dagloon in het kader van de Werkloosheidswet (WW) ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 2, vierde lid, van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (Besluit). Aan het Uwv is opgedragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
2.
Bij besluit van 17 oktober 2013 heeft het Uwv alsnog toepassing gegeven aan artikel 2, vierde lid, van het Besluit en het dagloon van appellant per 1 juli 2011 nader bepaald op
€ 181,73. Het Uwv heeft bepaald dat de kosten van rechtsbijstand in bezwaar vergoed worden tot een bedrag van € 944,-.
3.
Appellant heeft verzocht om vergoeding van zijn kosten en schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Uit overwegingen 3.1 en 3.2 van de tussenuitspraak volgt dat de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit moeten worden vernietigd.
4.2.
Met het besluit van 17 oktober 2013 heeft het Uwv het dagloon van appellant nader vastgesteld. Uit de zienswijze van appellant volgt dat hij zich met het bij het besluit van
17 oktober 2013 vastgestelde WW-dagloon kan verenigen. Gelet op de artikelen 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Awb wordt dit besluit niet in de beoordeling betrokken.
5.
Appellant heeft verzocht het Uwv te veroordelen tot het vergoeden van wettelijke rente. Dit verzoek zal worden toegewezen. De wettelijke rente moet worden berekend overeenkomstig de uitspraak van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
6.
Er is aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten van appellant. De kosten van rechtsbijstand worden begroot op € 974,- in beroep en € 1.217,50 in hoger beroep, in totaal
€ 2.191,50.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 11 oktober 2011 gegrond en vernietigt dat besluit;
  • veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.191,50;
  • veroordeelt het Uwv tot vergoeding aan appellant van de wettelijke rente zoals onder 5 van deze uitspraak is vermeld;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 156,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2014.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend) D.E.P.M. Bary

JL