Uitspraak
.Voor het Uwv is verschenen
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak betreft een appellant die in eerste instantie geen WW-uitkering ontving, maar na een tussenuitspraak van de Raad, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9155, alsnog in aanmerking werd gebracht voor een WW-uitkering met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2010. De appellant had echter geen inhoudelijke bezwaren tegen het besluit van het Uwv, maar verzocht om schadevergoeding van € 9.000,- wegens schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Raad oordeelde dat er geen bewijs was voor de gestelde schade en dat er geen sprake was van een schending van artikel 8 EVRM. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van 28 januari 2011, maar wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.435,- bedroegen, en moest het Uwv het griffierecht van € 156,- vergoeden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.A.J. van den Hurk als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 12 maart 2014.