ECLI:NL:CRVB:2014:803
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot herziening van terug- en invorderingsbesluit bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. Appellante had bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de periode van 23 november 2007 tot en met 31 december 2007. Het college van burgemeester en wethouders van Almere had op 11 april 2008 de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, maar appellante had hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend. In 2011 verzocht appellante het college om herziening van het terug- en invorderingsbesluit, maar het college weigerde dit verzoek, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om het besluit te herzien.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar situatie sinds 2008 sterk was verslechterd, onder andere door medische klachten en een daling van haar inkomen. De Raad oordeelde echter dat de omstandigheden die appellante aanvoerde niet konden worden aangemerkt als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. De Raad benadrukte dat de persoonlijke situatie van appellante, hoewel ernstig, niet relevant was voor de beoordeling van het verzoek om herziening van het eerdere besluit.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellante om schadevergoeding af. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om van de eerdere beslissing af te wijken, aangezien de omstandigheden ten tijde van het besluit van 11 april 2008 niet waren veranderd. De uitspraak werd gedaan door C. van Viegen, met P.C. de Wit als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 11 maart 2014.