ECLI:NL:CRVB:2014:779
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- M.C. Bruning
- R.E. Bakker
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor functies in het kader van de WIA-uitkering na vaststelling van beperkingen
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die als metselaar werkzaam was en op 25 januari 2008 uitviel door klachten van moeheid, duizeligheid, nierproblemen en een immuun-probleem. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Assen, die het bezwaar van appellant tegen de beslissing van het Uwv om geen recht op WIA-uitkering te verlenen, gegrond verklaarde, maar de rechtsgevolgen in stand hield. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts de belastbaarheid van appellant correct had vastgesteld en dat de bezwaarverzekeringsarts geen aanleiding zag om de eerder vastgestelde beperkingen te herzien. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat hij een lichte verstandelijke handicap heeft, maar de Raad concludeert dat dit niet betekent dat hij niet in staat is om eenvoudige werkzaamheden te verrichten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat appellant niet in staat zou zijn de hem voorgehouden functies te vervullen. De Raad komt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd voor zover aangevochten, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.