ECLI:NL:CRVB:2014:735

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
5 maart 2014
Zaaknummer
12-5909 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit Uwv inzake uitkering en proceskostenvergoeding

Op 5 maart 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een appellant die in beroep ging tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de hoogte van zijn uitkering wegens betalingsonmacht. In een tussenuitspraak van 18 december 2013 had de Raad geoordeeld dat het Uwv ten onrechte geen rekening had gehouden met de vakantiebijslag die de werkgever verschuldigd was. Na deze tussenuitspraak heeft het Uwv op 22 januari 2014 zijn besluit herzien en het bezwaar van de appellant gegrond verklaard, waarbij het de vakantiebijslag over de periode van 1 mei 2010 tot en met 30 april 2011 heeft overgenomen en de kosten van rechtsbijstand in bezwaar heeft vergoed tot een bedrag van € 487,-.

De appellant heeft in hoger beroep verzocht om vergoeding van zijn proceskosten, aangezien hij van mening was dat het Uwv met het nieuwe besluit op een juiste wijze uitvoering had gegeven aan de tussenuitspraak. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van 10 augustus 2011 van het Uwv vernietigd wegens strijd met de wet. Tevens heeft de Raad het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op € 1.704,50, en heeft bepaald dat het Uwv het griffierecht van in totaal € 153,- aan de appellant dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

12/5909 WW
Datum uitspraak: 5 maart 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
11 oktober 2012, 11/3451 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [gemachtigde] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 18 december 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:2932) een tussenuitspraak gedaan.
Het Uwv heeft een besluit ingezonden van 22 januari 2014.
Appellant heeft zijn zienswijze gegeven op het besluit.
De zaak is verwezen naar een enkelvoudige kamer van de Raad.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is afgezien van een nader onderzoek ter zitting.

OVERWEGINGEN

1.
Bij de tussenuitspraak is geoordeeld dat het Uwv ten onrechte bij de vaststelling van de hoogte van de uitkering wegens betalingsonmacht geen rekening heeft gehouden met de door de werkgever verschuldigde vakantiebijslag.
2.
Bij besluit van 22 januari 2014 heeft het Uwv het bezwaar van appellant alsnog gegrond geacht en de door de werkgever verschuldigde vakantiebijslag over de periode van
1 mei 2010 tot en met 30 april 2011 overgenomen. Het Uwv heeft verder besloten aan appellant de kosten van rechtsbijstand in bezwaar te vergoeden tot een bedrag van € 487,-.
3.
Volgens appellant heeft het Uwv met het besluit van 22 januari 2014 op een juiste wijze uitvoering gegeven aan de tussenuitspraak en is daarmee daadwerkelijk tegemoetgekomen aan zijn bezwaren. Hij heeft verzocht om vergoeding van zijn proceskosten in beroep en in hoger beroep.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Uit de tussenuitspraak volgt dat de aangevallen uitspraak, waarbij - voor zover hier van belang - het besluit van 10 augustus 2011 in stand is gelaten, moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad ook het besluit van 10 augustus 2011 vernietigen wegens strijd met de wet.
4.2.
Het besluit van 22 januari 2014 wordt door appellant niet bestreden. Gelet op de artikelen 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht wordt dit besluit niet in de beoordeling betrokken.
4.3.
Er is aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. De kosten van rechtsbijstand worden begroot op € 974,- in beroep en € 730,50 in hoger beroep, in totaal € 1.704,50.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 10 augustus 2011;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.704,50;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 153,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2014.
(getekend) B.M. van Dun
(getekend) D.E.P.M. Bary

QH