ECLI:NL:CRVB:2014:733

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
5 maart 2014
Zaaknummer
12-5286 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en juistheid medische grondslag

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 2 december 2004 een uitkering ontving op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de uitkering per 4 juni 2011 ingetrokken, omdat appellant minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit is gebaseerd op een rapport van S. Stephan, een arts voor neurologie en psychiatrie, die appellant in Duitsland heeft onderzocht. De Raad voor de Rechtspraak heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam bevestigd, waarin het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische beoordeling van het Uwv zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn klachten onderschat zijn en dat er geen nader onderzoek door een Nederlandstalige arts heeft plaatsgevonden, wat hij als onbetrouwbaar beschouwt. Het Uwv heeft echter aangegeven dat er voldoende informatie was om tot een zorgvuldige beoordeling te komen en dat een nader onderzoek geen toegevoegde waarde zou hebben.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat er geen nieuwe medische gegevens zijn overgelegd die tot een ander oordeel zouden leiden. De Raad heeft ook opgemerkt dat de informatie van de Rommel Klinik niet als voldoende onderbouwd kan worden beschouwd en dat de eerdere onderzoeken niet onbetrouwbaar zijn gebleken. De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd, zonder veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/5286 WAO
Datum uitspraak: 5 maart 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
29 augustus 2012, 12/299 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (Duitsland) (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.M. Dezfouli, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2014. Namens appellant is
mr. Dezfouli verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.H.G. Boelen.

OVERWEGINGEN

1.1.Met ingang van 2 december 2004 is aan appellant een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. Ten behoeve van de nadere beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid is appellant, die inmiddels in Duitsland woont, op verzoek van het Uwv vanwege de Deutsche Rentenversicherung in Duitsland door S. Stephan, arts voor neurologie en psychiatrie, onderzocht. Deze arts heeft van haar onderzoek en bevindingen op 26 oktober 2010 rapport opgemaakt.
1.3. Na verder verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 30 maart 2011 de WAO-uitkering van appellant met ingang van 4 juni 2011 ingetrokken, omdat hij met ingang van die datum minder dan 15% arbeidsongeschikt wordt geacht.
1.4.Bij besluit van 16 december 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 30 maart 2011 ongegrond verklaard. Aan dat besluit liggen rapporten van een bezwaarverzekeringsarts, met inbegrip van informatie van behandelend artsen van appellant, en van een bezwaararbeidsdeskundige ten grondslag.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Vastgesteld is dat alleen beroepsgronden tegen de medische beoordeling zijn aangevoerd zodat de beoordeling van het beroep zich daartoe beperkt. Met betrekking tot de medische grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank overwogen dat appellant in Duitsland door Stephan lichamelijk en psychisch is onderzocht, dat hij in bezwaar ook door de bezwaarverzekeringsarts is onderzocht en dat de bezwaarverzekeringsarts nadere informatie van de behandelend artsen van appellant in de beoordeling heeft betrokken. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden om te oordelen dat het Uwv van onjuiste of onvoldoende beperkingen is uitgegaan en heeft geen aanleiding gezien te twijfelen aan het oordeel van de bezwaarverzekeringsarts dat na ontvangst van recente informatie van orthopeed Falco en de Rommel Klinik geen nader orthopedisch onderzoek meer nodig was.
3.1.In hoger beroep heeft appellant verwezen naar hetgeen in bezwaar en beroep is aangevoerd. Verder heeft hij benadrukt dat hem destijds een WAO-uitkering is toegekend vanwege fysieke en psychische klachten. Hij acht zijn klachten onderschat. Voorts acht hij het onjuist dat in afwijking van de tijdens de hoorzitting gemaakte afspraak geen nader onderzoek door een Nederlandstalige arts heeft plaatsgevonden, omdat hij de eerdere onderzoeken niet betrouwbaar acht in verband met taalproblemen.
3.2.
In het verweerschrift heeft het Uwv aangegeven de overwegingen van de rechtbank te onderschrijven. Dat geen nader onderzoek heeft plaatsgevonden, zoals tijdens de hoorzitting was genoemd, heeft volgens het Uwv als reden dat na de hoorzitting voldoende nadere informatie van de behandelend sector is ontvangen om tot een zorgvuldige beoordeling te komen. Een nader onderzoek door een Nederlandstalige arts zou geen toegevoegde waarde hebben gehad. Betreurd wordt dat hierover niet is gecommuniceerd met gemachtigde van appellant. Het Uwv heeft tot slot gesteld geen aanknopingspunten te zien dat de onderzoeken in Duitsland onbetrouwbaar zouden zijn.
4.
De Raad onderschrijft de aangevallen uitspraak en de overwegingen waarop deze uitspraak berust. In hoger beroep zijn geen medische gegevens overgelegd die tot een ander oordeel aanleiding geven.
4.1.
Appellant wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat de psychische klachten zijn onderschat. De informatie van C. Haberland van 8 april 2011 dat appellant sinds oktober 2010 op grond van een depressieve stoornis weer onder behandeling is en de informatie van huisarts Schubert van 20 mei 2011 waarin gemeld wordt dat sprake is van een depressie sinds een auto-ongeluk in 2004 kan niet de betekenis krijgen die appellant daaraan kennelijk gehecht wenst te zien, nu die informatie verder niet is onderbouwd, terwijl uit het rapport van Stephan blijkt dat appellant uitvoerig psychisch is onderzocht, appellant tot oktober 2010 in Duitsland niet onder psychiatrische behandeling is geweest en Stephan concludeert tot een somatoforme pijnstoornis en dysthymie, welke bevindingen de (bezwaar)verzekeringsartsen vervolgens in de beoordeling hebben betrokken.
4.2.
Ter zitting van de Raad is namens appellant nog gewezen op de vermelding in het rapport van de Rommel Klinik van 21 oktober 2011 dat appellant sedert 2003 lijdt aan depressies. Daarbij wordt evenwel miskend dat dit slechts als anamnestisch gegeven is weergegeven en niet in de medische bevindingen is vermeld.
4.3.
Met betrekking tot het niet nader doen van onderzoek door een Nederlandstalige arts na de hoorzitting is de Raad met het Uwv van oordeel dat het achterwege blijven van tijdige communicatie daarover moet worden betreurd. Voor zover het verzoek van appellant ziet op een nader onderzoek door een orthopeed, zoals in het verslag van de hoorzitting is vermeld, moet worden geoordeeld dat het alsnog door de bezwaarverzekeringsarts achterwege laten van zodanig onderzoek in het licht van de nader ontvangen uitvoerige gegevens in samenhang met de reeds uit onderzoek en informatie bekende medische gegevens niet tot de conclusie kan leiden dat de medische grondslag van het bestreden besluit onvoldoende is of onzorgvuldig is tot stand gekomen. Dat eerdere onderzoeken of onderzoeksgegevens niet betrouwbaar zouden zijn vanwege taalproblemen wordt niet aannemelijk geacht. Voor zover appellant heeft beoogd een nader psychiatrisch onderzoek in de Nederlandse taal te bepleiten wordt opgemerkt dat het onderzoek door Stephan, waarbij met name ook de psychische situatie van appellant is onderzocht, een tolk aanwezig is geweest zodat niet kan worden gezegd dat het onderzoek om die reden onzorgvuldig of onjuist zou zijn.
4.4.
Hetgeen in 4 tot en met 4.3 is overwogen leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput als voorzitter en J.S. van der Kolk en
D.J. van der Vos als leden, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2014.
(getekend) J.J.T van den Corput
(getekend) H.J. Dekker
JvC