ECLI:NL:CRVB:2014:73
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van WAO-uitkering na intrekking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De appellant, die eerder een WAO-uitkering ontving, had verzocht om herziening van het besluit tot intrekking van zijn uitkering. Dit besluit was genomen op 11 juni 2002, omdat de appellant minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. De appellant stelde dat er nieuwe feiten waren, namelijk de diagnose van ADD, die niet eerder was opgemerkt door de verzekeringsarts. Het Uwv had het verzoek om herziening afgewezen, wat door de rechtbank werd bevestigd.
De Raad overwoog dat de nieuw gestelde diagnose van ADD geen relevant nieuw feit of veranderde omstandigheid was in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad benadrukte dat de evidente onjuistheid van een besluit geen rol speelt bij de beoordeling van een verzoek om terug te komen van dat besluit. De door de appellant ingediende stukken die na het bestreden besluit waren ingediend, konden niet worden meegenomen in de beoordeling, omdat deze niet bekend waren bij het Uwv ten tijde van het nemen van het besluit.
Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier.