ECLI:NL:CRVB:2014:724
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.J.T. van den Corput
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van intrekkingsbesluit inzake WAO-uitkering na diagnose collagene colitis
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, waarbij de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv gegrond verklaarde. Appellante had verzocht om terug te komen van een eerder besluit van 11 juli 1997, waarbij haar WAO-uitkering per 7 juli 1997 was ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat het Uwv dit verzoek ten onrechte had afgewezen, omdat er nieuwe feiten waren, namelijk de diagnose collagene colitis. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, maar met de bepaling dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
De Raad oordeelde dat het Uwv het verzoek van appellante terecht had opgevat als een verzoek om terug te komen van het besluit van 11 juli 1997. De Raad stelde vast dat de diagnose collagene colitis een nieuw feit was, maar dat het Uwv op basis van de beschikbare medische informatie niet in redelijkheid tot een ander oordeel had kunnen komen. De bezwaarverzekeringsarts had geconcludeerd dat appellante op 7 juli 1997 niet meer beperkt was in haar arbeid dan door het Uwv was aangenomen. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de bevindingen de conclusie konden rechtvaardigen dat appellante in staat was om arbeid te verrichten, ondanks haar darmklachten.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak voor zover deze was aangevochten en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met Ch. van Voorst als voorzitter en J.J.T. van den Corput en A.I. van der Kris als leden, in aanwezigheid van griffier R.L. Rijnen.