ECLI:NL:CRVB:2014:680
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- A.J. Schaap
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van persoonsgebonden budget wegens onvoldoende verantwoording
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) dat aan appellant was toegekend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellant had een pgb ontvangen voor hulp bij het huishouden, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft dit budget ingetrokken en teruggevorderd omdat appellant niet had voldaan aan de verplichting tot deugdelijke verantwoording. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard.
De Raad stelt vast dat appellant in 2009 en 2010 een pgb was toegekend, maar dat het college in 2011 besloot om het pgb voor 2010 in te trekken en het bedrag van € 2.194,- terug te vorderen. Dit besluit werd genomen omdat appellant niet had aangetoond dat het pgb daadwerkelijk was besteed aan huishoudelijke hulp. Appellant had slechts één verantwoordingsformulier overgelegd, waaruit niet voldoende bleek dat het budget correct was aangewend. De rechtbank oordeelde dat het college bevoegd was om het pgb in te trekken en dat de persoonlijke omstandigheden van appellant geen reden vormden om van terugvordering af te zien.
In hoger beroep herhaalt appellant zijn argumenten, maar de Raad oordeelt dat de rechtbank voldoende gemotiveerd heeft dat het college in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot intrekking en terugvordering gebruik heeft kunnen maken. De Raad bevestigt de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de persoonlijke omstandigheden van appellant, zoals zijn leeftijd en gezondheid, niet afdoen aan zijn verantwoordelijkheid om de besteding van het pgb te verantwoorden. De Raad wijst het verzoek om vergoeding van wettelijke rente af en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.