ECLI:NL:CRVB:2014:677

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 februari 2014
Publicatiedatum
3 maart 2014
Zaaknummer
11-5484 AWBZ-T2
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de uitvoering van een eerdere uitspraak inzake zorgkosten door het Zorgkantoor Menzis

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 februari 2014 een tweede tussenuitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 8 augustus 2011. De zaak betreft een geschil over de uitvoering van zorgkosten door het Zorgkantoor Menzis. In een eerdere tussenuitspraak, gedaan op 13 november 2013, had de Raad al een oordeel geveld over de toelaatbaarheid van de ingediende bewijsmiddelen door appellante. Het Zorgkantoor had in een brief van 10 december 2013 aangegeven dat het geen waarde hechtte aan de door de Belastingdienst geaccepteerde bedragen, omdat deze niet als bewijs voor de uitbetaalde zorg konden dienen. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat het Zorgkantoor de eerdere uitspraak niet correct had uitgevoerd door de bewijsmiddelen van de budgethouder niet mee te wegen.

De Raad heeft in zijn beoordeling bevestigd dat het Zorgkantoor bij de nadere besluitvorming moet uitgaan van de door appellante aangetoonde uitbetalingen in 2009. De Raad oordeelde dat het Zorgkantoor de eerdere uitspraak had miskend door niet te erkennen dat appellante voldoende bewijs had geleverd voor de uitbetaalde zorg. De Raad heeft het Zorgkantoor opgedragen om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken in het bestreden besluit te herstellen, met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

11/5484 AWBZ-T2
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van
8 augustus 2011, 11/158 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante]te [woonplaats] (appellante)
Stichting Zorgkantoor Menzis (Zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 13 november 2013 een tussenuitspraak, ECLI:NL:CRVB:2013:2413, gedaan.
Vervolgens heeft het Zorgkantoor bij brief van 10 december 2013 kennis gegeven van de wijze waarop het aan de tussenuitspraak uitvoering heeft gegeven.
Hierop heeft mr. [H.] namens appellante bij brief van 5 januari 2014 een reactie ingezonden.
Met toepassing van de artikelen 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in verbinding met artikel 21, eerste en zesde lid, van de Beroepswet, is afgezien van een nader onderzoek ter zitting.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad verwijst naar zijn tussenuitspraak voor een uiteenzetting van de feiten en omstandigheden. Hij voegt hieraan het volgende toe.
2.1.
Het Zorgkantoor schrijft in de brief van 10 december 2013 dat het geen waarde toekent aan het gegeven dat de Belastingdienst voor het jaar 2009 bedragen van € 22.230,- en
€ 10.916,- heeft geaccepteerd, aangezien de Belastingdienst in principe uitgaat van de juistheid van de opgaven van de belastingplichtigen. Hierdoor is volgens het Zorgkantoor de juistheid van de opgegeven uitbetaalde bedragen niet komen vast te staan. Het Zorgkantoor dient te toetsen aan de Regeling. Daarbij dienen verantwoorde uitbetaalde bedragen onderbouwd te (kunnen) worden door middel van betaalbewijzen waaruit blijkt dat de budgethouder de zorg heeft ingekocht en betaald volgens de in de zorgovereenkomst overeengekomen wijze.
2.2.
Appellante stelt zich in de brief van 5 januari 2014 op het standpunt dat het Zorgkantoor de tussenuitspraak niet juist heeft uitgevoerd door de bewijsmiddelen van de budgethouder niet mee te wegen.
3.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Uit de rechtsoverwegingen 4.4.5 en 4.4.6 van de tussenuitspraak vloeit, op grond van de daar gegeven motivering, voort dat het Zorgkantoor er bij de nadere besluitvorming van moet uitgaan dat appellante genoegzaam heeft aangetoond dat in 2009 aan [Appellante] in totaal
€ 10.916,- en aan [T.] in totaal € 22.320,- is uitbetaald ter zake van relevante zorg. Het Zorgkantoor heeft dat miskend in de brief van 10 december 2013.
3.2.
Dit betekent dat het gebrek niet hersteld is en dat alsnog uitvoering moet worden gegeven aan de tussenuitspraak.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt het Zorgkantoor op binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van deze uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en M.F. Wagner en
D.J. van der Vos als leden, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2014.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) I.J. Penning

HD