ECLI:NL:CRVB:2014:647
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.Th. Wolleswinkel
- J.N.A. Bootsma
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van het SBF-ontslag en de hoogte van de SBF-uitkering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtmatigheid van het SBF-ontslag en de hoogte van de SBF-uitkering aan de orde zijn. Appellant, geboren op 24 mei 1950, was werkzaam in een substantieel bezwarende functie bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Hij werd met ingang van 1 juli 2010 buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging verleend, met een SBF-uitkering vastgesteld op € 2.867,22 bruto per maand. De minister van Veiligheid en Justitie verklaarde het bezwaar van appellant tegen de hoogte van de uitkering ongegrond, wat leidde tot de procedure bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad overweegt dat bij SBF-ontslag sprake is van een gebonden ontslagbesluit, waarbij de ontslagdatum vaststaat en partijen geen keuze hebben om deze datum te wijzigen. De rechtbank oordeelde dat het gebrek aan informatievoorziening door de minister niet afdoet aan de rechtmatigheid van het besluit. Appellant stelde dat hij een verzoek had ingediend om langer door te werken, maar de rechtbank kon hier niet aan voorbijgaan omdat dit verzoek niet was ingediend. De Raad bevestigt dat de inkomensachteruitgang niet onvoorzienbaar was en dat het bestreden besluit niet in strijd is met het vertrouwensbeginsel.
In hoger beroep houdt appellant vol dat zijn SBF-uitkering te laag is vastgesteld en beroept zich op informatie van het rijksweb. De Raad stelt vast dat de SBF-regeling een algemeen verbindend voorschrift is en dat de rechter terughoudend moet zijn in de beoordeling van de wetgeving. De Raad concludeert dat er geen sprake is van ernstige feilen in de SBF-regeling en dat de hoogte van de SBF-uitkering correct is vastgesteld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.