ECLI:NL:CRVB:2014:621
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- J.F. Bandringa
- Y.J. Klik
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en de gevolgen van het niet tijdig indienen van een aanvraag
In deze zaak gaat het om de toekenning van bijstand aan appellanten die vanaf 12 april 2010 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellanten verhuisden op 29 oktober 2010 en dienden op 2 november 2010 een aanvraag om bijstand in, maar trokken deze aanvraag op 9 december 2010 in. Op 1 februari 2011 meldden zij zich opnieuw voor bijstand, maar dienden pas op 21 maart 2011 een nieuwe aanvraag in. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas kende hen bijstand toe met ingang van de datum van de aanvraag, en niet vanaf de datum van melding, omdat appellanten niet zo spoedig mogelijk een aanvraag hadden ingediend. Het college stelde dat appellanten in de periode van 2 november 2010 tot 1 februari 2011 over voldoende middelen beschikten, onder andere door kinderopvangtoeslag en huurtoeslag, en dat hen dit te verwijten viel.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep voerden appellanten aan dat zij in de relevante periode niet over voldoende middelen beschikten, omdat zij de kinderopvangtoeslag moesten terugbetalen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat appellanten niet aannemelijk hadden gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat bijstand met terugwerkende kracht verleend zou worden. De Raad bevestigde dat appellanten de aanvraag niet zo spoedig mogelijk hadden ingediend en dat de redenen voor het afzeggen van afspraken met hun werkcoach niet verschoonbaar waren. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.