ECLI:NL:CRVB:2014:613
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die vanaf 27 november 2006 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een fraudemelding heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld, waaruit bleek dat appellante een gezamenlijke huishouding voerde met appellant. Dit leidde tot de conclusie dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door deze gezamenlijke huishouding niet te melden. Het college van burgemeester en wethouders van Gennep heeft daarop besloten de bijstand van appellante over een bepaalde periode in te trekken en de kosten van bijstand terug te vorderen, wat resulteerde in een bedrag van € 36.200,31.
De Raad heeft vastgesteld dat appellanten in de periode van 15 juli 2008 tot en met 15 juli 2010 hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden, ondanks dat zij op verschillende adressen stonden ingeschreven. De Raad heeft ook geoordeeld dat er voldoende wederzijdse zorg was tussen appellanten, wat verder ging dan alleen het delen van woonlasten. De verklaringen van getuigen en de eigen verklaringen van appellanten ondersteunden deze conclusie. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het beroep van appellanten ongegrond werd verklaard. De Raad oordeelde dat het college terecht had geconcludeerd dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, en dat de terugvordering van de bijstandsuitkeringen gerechtvaardigd was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met O.L.H.W.I. Korte als voorzitter.