ECLI:NL:CRVB:2014:583
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens onjuiste inlichtingen over woon- en verblijfplaats
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 2 februari 2008 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellante van eind december 2009 tot en met eind januari 2010 op vakantie in Marokko was, heeft de gemeente Utrecht een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek omvatte dossieronderzoek, gesprekken met appellante, en een huisbezoek. De bevindingen leidden tot de conclusie dat appellante onjuiste en onvolledige informatie had verstrekt over haar woon- en verblijfplaats, wat resulteerde in een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht om de bijstand over een bepaalde periode in te trekken en een bedrag van € 5.486,80 terug te vorderen.
Appellante ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep betwistte appellante enkel dat zij in januari 2010 niet op haar opgegeven adres woonde en stelde dat het college onvoldoende onderzoek had verricht. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de vraag naar het woonadres van appellante beantwoord moest worden aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. De Raad concludeerde dat het college voldoende bewijs had geleverd dat appellante in januari 2010 niet op het opgegeven adres woonde, onderbouwd door haar eigen verklaringen en de verbruikgegevens van gas, elektra en water.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 25 februari 2014.