In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. De zaak betreft het recht op een WAO-uitkering voor appellant, die een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80% heeft. Het Uwv had in een eerdere tussenuitspraak een gebrek in de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gesignaleerd, wat leidde tot een nader arbeidskundig onderzoek. De bezwaararbeidsdeskundige H.N.M. van Rhee heeft in dit onderzoek vastgesteld dat appellant, uitgaande van een verzekeringsplichtige dienstbetrekking, recht heeft op een WAO-uitkering. De Raad heeft de bevindingen van de bezwaararbeidsdeskundige onderschreven en geconcludeerd dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant op 3 november 2008 dient te worden vastgesteld op 65,8%, wat leidt tot indeling in de klasse 65% tot 80%. De Raad heeft het eerdere besluit van het Uwv van 15 mei 2009 vernietigd en het besluit van 20 november 2008 herroepen, waarbij is bepaald dat appellant met ingang van 3 november 2008 recht heeft op de WAO-uitkering. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep zijn gemaakt.