ECLI:NL:CRVB:2014:564
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep inzake WIA en de aanbieding van een aangetekende brief
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 27 september 2012, waarin zijn verzoek om terug te komen van een eerder besluit werd afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat de gemachtigde verzuimd had de gronden van het beroep mee te delen. Appellant stelde dat de brief van de rechtbank niet op de juiste wijze was aangeboden, maar de Raad oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om deze claim te ondersteunen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het niet ophalen van de aangetekende brief voor rekening en risico van appellant komt. De Raad concludeerde dat de gemachtigde niet aannemelijk had gemaakt dat er reden was om te twijfelen aan de aanbieding van de brief op het kantooradres van de gemachtigde. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van gronden bij een beroepschrift en de verantwoordelijkheden van de belanghebbende bij de ontvangst van aangetekende post.