ECLI:NL:CRVB:2014:555

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 februari 2014
Publicatiedatum
21 februari 2014
Zaaknummer
12-2995 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing indicatie AWBZ voor begeleiding groep zonder psychiatrische grondslag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant had een aanvraag ingediend bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een indicatie op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor de functie begeleiding groep. Deze aanvraag werd op 10 augustus 2011 afgewezen door het CIZ, omdat er geen sprake zou zijn van een psychiatrische grondslag voor AWBZ-zorg. Het CIZ stelde bovendien dat er voor de appellant alternatieve zorg beschikbaar was via GGZ-behandeling en/of voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Na de afwijzing van de aanvraag heeft de appellant bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd op 18 november 2011 ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat de appellant niet voldoende had onderbouwd dat de medische adviezen van het CIZ onjuist waren. De rechtbank vond de argumenten van de appellant niet overtuigend genoeg om tot een ander oordeel te komen.

In hoger beroep heeft de appellant opnieuw aangevoerd dat er wel degelijk een psychiatrische grondslag aanwezig is. De Centrale Raad van Beroep heeft echter, net als de rechtbank, geen reden gevonden om de beslissing van het CIZ te betwisten. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe gronden had aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/2995 AWBZ
Datum uitspraak: 19 februari 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
13 april 2012, 11/6217 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B.B.A. Willering, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2014. Appellant is niet verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Kersjes-van Bussel.

OVERWEGINGEN

1.1. Bij besluit van 10 augustus 2011 heeft CIZ de aanvraag van appellant om een indicatie op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor de functie begeleiding groep te stellen afgewezen.
1.2. Bij besluit van 18 november 2011 (bestreden besluit) heeft CIZ het bezwaar van appellant tegen het besluit van 10 augustus 2011 ongegrond verklaard. Hierbij heeft CIZ overwogen dat geen sprake is van een psychiatrische grondslag voor AWBZ-zorg. Voorts is
GGZ-behandeling en/of een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning voorliggend.
2.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat gesteld noch gebleken is dat het aan de besluitvorming ten grondslag gelegde medisch onderzoek op ondeugdelijke wijze heeft plaatsgevonden. De enkele stelling van appellant dat wel een psychiatrische grondslag aanwezig is, heeft de rechtbank ontoereikend geacht om tot een ander oordeel te komen. Appellant heeft, ondanks dat dit op zijn weg lag, niet aan de hand van medische stukken onderbouwd waarom de conclusies in de medische rapporten niet juist zijn, of op één of meer punten concreet aangegeven waarom de medische adviezen niet deugdelijk zijn.
3.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat er wel een psychiatrische grondslag aanwezig is.
4.
De Raad overweegt het volgende.
4.1.
Evenals de rechtbank ziet de Raad geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit en de daaraan ten grondslag liggende besluitvorming van CIZ onjuist is. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en verenigt zich met het op grond daarvan gegeven oordeel.
4.2.
Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden naar voren gebracht en/of gemotiveerd waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Het hoger beroep slaagt daarom niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en W.H. Bel en D.S. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2014.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) Z. Karekezi

CVG