ECLI:NL:CRVB:2014:508

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 februari 2014
Publicatiedatum
19 februari 2014
Zaaknummer
12-5988 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de uitsluiting van de Anw-Plusverzekering bij de berekening van het WW-dagloon

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Dordrecht. De appellant, die een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, was in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de premie van de Anw-Plusverzekering buiten de berekening van zijn dagloon te laten. De appellant had zijn arbeidsovereenkomst met zijn werkgever beëindigd en was met ingang van 4 oktober 2011 in aanmerking gebracht voor een WW-uitkering, gebaseerd op een dagloon van € 146,86.

Het Uwv had in een eerder besluit het bezwaar van de appellant tegen de berekening van zijn dagloon ongegrond verklaard, waarbij het Uwv stelde dat de premie voor de Anw-Plusverzekering niet tot het loon gerekend kon worden, omdat deze premie ten behoeve van een pensioenregeling was. De rechtbank had dit standpunt van het Uwv gevolgd en het beroep van de appellant ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat de premie van de Anw-Plusverzekering, die door zijn ex-werkgever op zijn loon was ingehouden, wel tot het loon gerekend moest worden. De Raad heeft echter geoordeeld dat de premie inderdaad niet tot het loon behoort, omdat deze valt onder de bepalingen van de Wet op de loonbelasting 1964, die stelt dat bedragen die worden ingehouden als bijdrage voor een pensioenregeling niet tot het loon behoren.

De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het Uwv de premie van de Anw-Plusverzekering terecht buiten de berekening van het dagloon heeft gelaten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met H.G. Rottier als voorzitter, en is openbaar uitgesproken. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en partijen kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

12/5988 WW
Datum uitspraak: 19 februari 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van
28 september 2012, 12/383 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2013. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers.

OVERWEGINGEN

1.
De arbeidsovereenkomst tussen appellant en drukkerij [naam werkgever] is met ingang van
30 september 2011 beëindigd. Bij besluit van 24 oktober 2011 heeft het Uwv appellant met ingang van 4 oktober 2011 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), gebaseerd op een dagloon van € 146,86.
2.
Bij besluit van 28 februari 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 24 oktober 2011 ongegrond verklaard.
3.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Voor zover in hoger beroep van belang, heeft de rechtbank het standpunt van het Uwv gevolgd dat de premie die appellant via zijn ex-werkgever voor een Anw-Plusverzekering betaalde geschiedde ten behoeve van pensioenregeling in de zin van de wet en zodoende niet behoort tot het loon in het kader van de sociale verzekeringen
(SV-loon). Het Uwv heeft deze premie dan ook terecht buiten de berekening van het dagloon gelaten.
4.
Appellant heeft het geding in hoger beroep beperkt tot de beroepsgrond dat de premie van de Anw-Plusverzekering, die zijn ex-werkgever tegen de afspraken in op zijn loon heeft ingehouden, een verzekeringspremie is die moet worden gerekend tot het loon. Als hij de premie zelf zou hebben betaald dan zou zijn dagloon hoger zijn geweest.
5.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Op grond van artikel 45, eerste lid, van de WW wordt voor de berekening van de uitkering waarop op grond van hoofdstuk II van de WW recht bestaat als dagloon beschouwd 1/261 deel van het loon dat de werknemer in de periode van één jaar, die eindigt op de laatste dag van het aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin het arbeidsurenverlies, bedoeld in artikel 16, eerste lid, is ingetreden, verdiende, doch ten hoogste het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv), met betrekking tot een loontijdvak van een dag. Op grond van het tweede lid van artikel 45 van de WW kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ten aanzien van de vaststelling van het dagloon nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld.
5.2.
Deze regels zijn vastgesteld bij het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen
(Stb. 2005, 546, Besluit). Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, van het Besluit verstaat onder loon: het loon bedoeld in hoofdstuk 3, afdeling 1, paragraaf 1, van de Wfsv. Op grond van artikel 16, eerste lid, aanhef van de Wfsv wordt onder loon verstaan het loon en de gage overeenkomstig de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB). Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Wet LB is loon al hetgeen uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking wordt genoten. Op grond van artikel 2, eerste lid, van het Besluit wordt voor de toepassing van dit besluit de werknemer geacht zijn loon te hebben genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever van dat loon opgave heeft gedaan.
5.3.
In de Wet LB is in artikel 11, eerste lid, aanhef en onder j, sub 1, bepaald dat tot loon niet behoren bedragen die worden ingehouden als bijdrage ingevolge een pensioenregeling. Op grond van artikel 18, tweede lid, aanhef en onder b, van Wet LB, wordt onder pensioenregeling mede verstaan een regeling die het partnerpensioen dan wel het wezenpensioen aanvult in verband met het ontbreken van uitkeringen ingevolge de Algemene nabestaanden wet (Anw) en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het pensioen voor en na de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
5.4.
Met ingang van 1 juli 1996 is de Algemene weduwen- en wezenwet (AWW) vervangen door de Anw. De aanspraak op en de omvang van uitkeringen ingevolge de Anw zijn ten opzichte van de AWW aanzienlijk beperkt. Deze beperkingen kunnen leiden tot pensioengemis voor de overlevende partner tot zijn of haar pensioengerechtigde leeftijd. Ter dekking van dat pensioengemis heeft appellant in 1997 vrijwillig een zogenoemde
Anw-Plusverzekering afgesloten. Dit is een pensioenregeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, aanhef en onder b, van Wet LB. De Raad verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 23 maart 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BR4559). De rechtbank heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat het Uwv de premie van de Anw-Plusverzekering terecht buiten de berekening van het dagloon heeft gelaten.
5.5.
Gelet op hetgeen is overwogen in 5.1 tot en met 5.4 slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
6.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en B.M. van Dun en C.C.W. Lange als leden, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2014.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) H.J. Dekker
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip loon.

QH