ECLI:NL:CRVB:2014:484
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- R.E. Bakker
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van medische onderbouwing en geschiktheid voor eigen werk
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die zich op 24 februari 2007 ziek meldde met psychische klachten en lichamelijke pijn. Na een onderzoek door een verzekeringsarts van het Uwv op 24 maart 2009, werd vastgesteld dat appellante een psychische aandoening had die leidde tot matige beperkingen in haar psychische belastbaarheid. De verzekeringsarts concludeerde dat appellante in staat was tot normale fysieke belasting, maar beperkt was voor bovennormale belasting bij tillen en duwen. Op basis van deze bevindingen werd vastgesteld dat appellante met ingang van 28 april 2009 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor zij geen recht had op een WIA-uitkering.
Appellante ging in bezwaar tegen dit besluit, maar de bezwaarverzekeringsarts onderschreef de conclusie van de verzekeringsarts. De rechtbank vernietigde het besluit van het Uwv op 31 december 2010, omdat het niet zorgvuldig was genomen. Na een herbeoordeling door het Uwv, werd het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht en de medische onderbouwing van het besluit onderschreef.
In hoger beroep voerde appellante aan dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand was gekomen en onvoldoende rekening hield met informatie van behandelend artsen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellante op de datum in geding geschikt was voor haar eigen werk. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat de nieuw overgelegde medische informatie niet leidde tot een ander oordeel, omdat deze informatie betrekking had op een periode na de datum in geding. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.