ECLI:NL:CRVB:2014:4414
Centrale Raad van Beroep
- Tussenuitspraak bestuurlijke lus
- O.L.H.W.I. Korte
- F. Hoogendijk
- H.D. Stout
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over bijzondere bijstand en rechtszekerheidsbeginsel
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 23 december 2014, wordt de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Hoorn beoordeeld. Appellante had op 20 januari 2012 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in de kosten van rechtsbijstand, welke kosten reeds op 19 september 2011 waren gemaakt. Het college had de aanvraag afgewezen op de grond dat deze achteraf was ingediend, wat in strijd zou zijn met het rechtszekerheidsbeginsel. De Raad oordeelt dat appellante redelijkerwijs niet kon voorzien dat het tijdstip van indiening van de aanvraag tegen haar zou worden gebruikt, gezien de uitvoeringspraktijk van de sociale dienst van de gemeente Hoorn in de jaren voorafgaand aan de aanvraag. Deze praktijk week structureel af van de beleidsregel 2009, die in principe geen recht op bijzondere bijstand verleent voor kosten die zijn opgekomen voor de datum van aanvraag.
De Raad stelt vast dat het college de wijziging van de uitvoeringspraktijk niet adequaat heeft gecommuniceerd, waardoor appellante in de veronderstelling verkeerde dat haar aanvraag ook achteraf zou kunnen worden goedgekeurd. De Raad concludeert dat de afwijzing van de aanvraag in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel, dat vereist dat burgers kunnen vertrouwen op de continuïteit van overheidshandelen. De Raad draagt het college op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak de gebreken in het besluit van 29 juni 2012 te herstellen en alsnog een inhoudelijke beslissing op de aanvraag te nemen, waarbij het college moet onderzoeken of appellante ten tijde van haar aanvraag over onvoldoende draagkracht beschikte om zelf in de kosten van rechtsbijstand te voorzien.