ECLI:NL:CRVB:2014:4413
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake vaststelling uitgangspositie in het kader van het Landelijk Functiehuis Nederlandse Politie
Op 24 december 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 12-6026 AW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 oktober 2012, waarin het beroep van betrokkene tegen een besluit van de korpschef van politie niet-ontvankelijk werd verklaard. Betrokkene, werkzaam als Allround politiemedewerker, had bedenkingen geuit tegen de vaststelling van haar uitgangspositie in het kader van het Landelijk Functiehuis Nederlandse Politie (LFNP). De rechtbank oordeelde dat de brief van de korpschef van 21 oktober 2011 niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt, waardoor het bezwaar van betrokkene niet-ontvankelijk werd verklaard.
In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat het besluit van 21 oktober 2011 wel degelijk een appellabel besluit is, omdat het de uitgangspositie van betrokkene voor de matching in het kader van het LFNP bepaalt. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte het bezwaar van betrokkene niet-ontvankelijk heeft verklaard. Betrokkene had in bezwaar haar bedenkingen niet duidelijk als een verzoek om functieonderhoud geformuleerd, maar de Raad oordeelde dat dit niet afdoet aan de appellabiliteit van het besluit.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep tegen het besluit van 21 oktober 2011 ongegrond verklaard. Tevens is de korpschef veroordeeld in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.217,50, en is bepaald dat het griffierecht van € 227,- aan betrokkene wordt terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van C.A.W. Zijlstra als griffier.