ECLI:NL:CRVB:2014:4377
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- G.M.G. Hink
- R. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens niet-gemelde activiteiten
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante over de maand maart 2012. Appellante ontving sinds 1 december 1996 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme melding dat zij Surinaamse dansfeesten organiseerde, heeft de gemeente Amsterdam een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante activiteiten had verricht waarvoor zij geen melding had gemaakt bij het college, wat resulteerde in de intrekking van haar bijstand over de maand maart 2012 en de terugvordering van de gemaakte kosten.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond. Appellante stelde dat zij niet betrokken was bij de organisatie van het feest en dat haar activiteiten als vriendendienst moesten worden beschouwd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat appellante betrokken was bij de organisatie van het feest, gezien de ondertekende contracten en de financiële transacties die zij had verricht. De Raad benadrukte dat het aan appellante was om aan te tonen dat zij recht had op bijstand, wat zij niet had gedaan.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante de wettelijke inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van haar activiteiten. Hierdoor kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld. De Raad concludeerde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 23 december 2014.