In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De zaak betreft een bezwaar van een werkgever tegen de toekenning van een WIA-uitkering aan een (ex-)werknemer. De (ex-)werknemer had op 24 januari 2011 van het Uwv te horen gekregen dat hij niet in aanmerking kwam voor een uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd later door het Uwv herzien, en de (ex-)werknemer kreeg per 17 september 2010 een WGA-uitkering toegekend. De werkgever, appellante, heeft bezwaar aangetekend tegen dit besluit, maar de rechtbank verklaarde haar beroep niet-ontvankelijk omdat zij het beroepschrift te laat had ingediend.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het bestreden besluit niet op de juiste wijze aan haar bekend was gemaakt, omdat zij dit pas op 15 augustus 2011 had ontvangen. De Raad oordeelt dat de termijn voor het indienen van bezwaar pas begint te lopen op de dag na de bekendmaking aan de werkgever. Aangezien appellante het besluit pas in augustus 2011 heeft ontvangen, was haar bezwaar tijdig ingediend. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de zaak terug naar de rechtbank Utrecht voor een inhoudelijke beoordeling.
Daarnaast heeft de Raad het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante in hoger beroep, begroot op € 974,-, en het Uwv moet ook het griffierecht van € 466,- vergoeden aan appellante. Deze uitspraak benadrukt het belang van correcte bekendmaking van besluiten aan alle betrokken partijen in het bestuursrecht.