ECLI:NL:CRVB:2014:4352
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- W.F. Claessens
- C.H. Rombouts
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand en terugvordering bijstand op basis van woonplaats
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand aan appellante, die sinds 4 augustus 2009 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De intrekking van de bijstand was gebaseerd op het standpunt van het college van burgemeester en wethouders van Veendam dat appellante niet woonachtig was op het uitkeringsadres, maar op een vakantiepark in een andere gemeente. Appellante heeft betwist dat zij niet op het uitkeringsadres woonde en heeft aangevoerd dat het onderzoek onvolledig was. De Raad heeft vastgesteld dat de onderzoeksbevindingen onvoldoende bewijs boden voor de conclusie dat appellante haar hoofdverblijf buiten de gemeente had. De Raad oordeelde dat de intrekking van de bijstand over de periode van 4 augustus 2009 tot en met 31 december 2009 en vanaf 1 januari 2011 niet zorgvuldig was voorbereid en niet op een deugdelijke grondslag berustte. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is het college veroordeeld in de kosten van appellante, die in totaal € 2.922,- bedragen.