Uitspraak
.Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had zijn verplichtingen om gebruik te maken van een door het college aangeboden re-integratievoorziening niet of onvoldoende nagekomen. Dit leidde tot een maatregel waarbij zijn bijstand gedurende twee maanden met 100% werd verlaagd. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet is verschenen op een belangrijke afspraak met zijn jobhunter, wat een schending van zijn re-integratieverplichtingen inhoudt. Appellant had weliswaar aangevoerd dat hij ziek was op de dag van de afspraak, maar deze claim was niet onderbouwd met objectieve medische gegevens. De Raad oordeelde dat het college terecht een maatregel had opgelegd, aangezien de opgelegde maatregel in overeenstemming was met de geldende verordening.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met R.H.M. Roelofs als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op 23 december 2014.