ECLI:NL:CRVB:2014:4348
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en niet-tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de rechtbank de beroepen van appellanten met betrekking tot de niet-tijdige beslissingen van het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen niet-ontvankelijk heeft verklaard. Appellanten, een Roemeense vrouw en haar echtgenoot, hebben bijstand aangevraagd naar de norm voor gehuwden, maar het college heeft deze aanvragen afgewezen op de grond dat appellante als zelfstandig ondernemer moest worden aangemerkt. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat zij recht hebben op bijstand met terugwerkende kracht tot 2004, omdat zij in het verleden diverse aanvragen hebben gedaan. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de rechtbank niet onderkend heeft dat de verzoeken van appellanten om bijstand met terugwerkende kracht moeten worden aangemerkt als aanvragen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft geoordeeld dat de niet-ontvankelijkverklaring van de beroepen berust op een onjuiste grondslag en heeft de aangevallen uitspraak vernietigd. De Raad heeft zelf in de zaak voorzien en de aanvragen van appellanten met betrekking tot de periodes II, III en IV afgewezen, maar heeft het college wel veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 3.780,- en de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 85,40. De uitspraak is gedaan op 23 december 2014.