ECLI:NL:CRVB:2014:434
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van Toeslagenwet-uitkering wegens schending informatieverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant ontving van 31 augustus 2007 tot en met 2 november 2010 uitkeringen op basis van de Werkloosheidswet (WW) en de Toeslagenwet (TW). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de TW-uitkering van de appellant ingetrokken over de periode van 22 september 2008 tot en met 7 november 2010, omdat zijn echtgenote in die periode inkomsten uit arbeid had, welke de appellant niet had opgegeven. Hierdoor heeft het Uwv onterecht een bedrag van € 11.179,03 aan de appellant uitgekeerd en een boete van € 1.120,- opgelegd.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang, maar verklaarde het beroep tegen de boete gegrond en verlaagde deze naar € 0,-. De appellant was het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld. Hij herhaalde zijn standpunt dat hij niet op de hoogte was van de uitkering en dat hij de inkomsten van zijn echtgenote niet hoefde te melden.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant zijn informatieverplichting had geschonden. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht de TW-uitkering had ingetrokken en dat de terugvordering van de onterecht betaalde uitkering gerechtvaardigd was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 22 januari 2014.