ECLI:NL:CRVB:2014:4327

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 december 2014
Publicatiedatum
19 december 2014
Zaaknummer
12-6553 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies in het kader van de WIA

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante, die lijdt aan chronische pijnklachten, had in 2009 haar werk als thuishulp moeten staken. Na een onderzoek door een verzekeringsarts in 2011 werd vastgesteld dat zij in staat was om gewrichts- en rugsparend werk te verrichten, maar met beperkingen. De verzekeringsarts concludeerde dat appellante geen recht had op een WIA-uitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheid op dat moment tussen de 0 en 35% lag.

Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende medische onderbouwing had gegeven voor zijn conclusie. De rechtbank stelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een rapport van augustus 2012 voldoende had aangetoond dat het gebruik van het medicijn Cymbalta geen belemmering vormde voor het besturen van een auto, en dat de functie van besteller post/pakketten geschikt was voor appellante.

In hoger beroep heeft appellante opnieuw gesteld dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen, waaronder haar medicijngebruik en de gevolgen daarvan voor haar rijvaardigheid. De Raad heeft echter geoordeeld dat de eerdere beoordelingen zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische informatie is overgelegd die de eerdere conclusies zou kunnen ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellante, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

12/6553 WIA
Datum uitspraak: 19 december 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van
30 oktober 2012, 12/1281 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E.J. Bek hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2014. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.A.H. Theunissen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.J. Belder.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is op 28 september 2009 in verband met chronische pijnklachten uitgevallen vanuit haar functie van thuishulp. Op 8 juli 2011 is appellante onderzocht door de verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat appellante aangewezen is op gewrichts- en rugsparend werk zonder groot appel op conflicthantering of assertiviteit. In verband met therapie is appellante aangewezen op werk voor maximaal drie dagen week. De verzekeringsarts heeft een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. De arbeidsdeskundige heeft aan de hand van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) functies geselecteerd die appellante geacht wordt te kunnen verrichten. De mate van arbeidsongeschiktheid is op basis daarvan vastgesteld op 0 tot 35%. Bij besluit van
29 juli 2011 is vastgesteld dat appellante met ingang van 26 september 2011 geen recht heeft op een uitkering op de grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft meer beperkingen aangenomen en de FML aangepast. Appellante is onderzocht op het spreekuur van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat werkzaamheden met veel deadlines of productiepieken niet passend zijn en dat conflicthantering beperkt is. Voor het aannemen van verdergaande psychische beperkingen is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding. Er zijn geen medische redenen voor het aannemen van beperkingen op het gebied van knijp- of grijpkracht of fijn-motorische hand- of vingerbewegingen. Voorts is geconcludeerd dat enige verdergaande beperkingen moeten worden aangenomen ten aanzien van belasting van het bewegingsapparaat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht een urenbeperking voor 4 uur per dag en 20 uur per week gerechtvaardigd in verband met de pijnklachten en vermoeidheidsklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft rekening gehouden met informatie van de huisarts, de reumatoloog en laboratoriumonderzoek en radiologisch onderzoek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen reden de verdergaande beperkingen die zijn aangenomen in het kader van de WSW-beoordeling over te nemen. Voor vaststelling van een WSW-indicatie geldt een ander beoordelingskader. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aan de hand van het CBBS opnieuw functies geselecteerd die appellante geacht wordt te kunnen verrichten. De mate van arbeidsongeschiktheid is op basis daarvan vastgesteld op 0 tot 35%. Bij besluit van 9 februari 2012 is het bezwaar van appellante tegen het besluit van
29 juli 2011 ongegrond verklaard.
2.1.
De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 24 juli 2012 vastgesteld dat niet is gemotiveerd waarom het gebruik van het medicijn Cymbalta niet leidt tot een beperking voor het besturen van een auto en niet in de weg staat aan het verrichten van de functie besteller post/pakketten. Een nadere motivering is vereist over de vraag of in de functie van besteller post/pakketten sprake is van pedaalbediening of een gedwongen zithouding en of deze functie geschikt is voor appellante. De rechtbank heeft geoordeeld dat voor het overige de beperkingen van appellante op juiste wijzen in de FML van 6 december 2011 zijn neergelegd. De functies wikkelaar en assistent consultatiebureau acht de rechtbank geschikt voor appellante. Bij de tussenuitspraak is het Uwv in de gelegenheid gesteld de geconstateerde gebreken te herstellen met inachtneming van hetgeen de rechtbank in de tussenuitspraak heeft overwogen.
2.2.
In een rapport van 14 augustus 2012 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een nadere onderbouwing gegeven van de geschiktheid van de functie besteller post/pakketten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat de beperking voor zitten niet leidt tot ongeschiktheid van deze functie en heeft geen grond aanwezig geacht om een beperking voor het besturen van een auto aan te nemen.
2.3.
Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen het besluit van 9 februari 2012 gegrond verklaard, is dit besluit vernietigd, is bepaald dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand blijven, is het Uwv veroordeeld in de proceskosten en is bepaald dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 14 augustus 2012 voldoende heeft onderbouwd dat het gebruik van het medicijn Cymbalta of het bedienen van pedalen in een auto geen belemmering oplevert voor het verrichten van de functie besteller post/pakketten. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de vraag of appellante in staat is om auto te rijden onjuist heeft beoordeeld. Niet onaannemelijk is dat de verzekeringsarts met de beperking voor pedaalbediening het oog heeft gehad op machinebediening.
3. Appellante heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende beperkingen zijn aangenomen. Zij acht zich niet in staat tot het besturen van een auto in verband met medicijngebruik. Voorts stelt appellante dat meer beperkingen moeten worden aangenomen voor hand- en vingergebruik. Appellante heeft fibromyalgie, beginnende handartrose, burn-outklachten en hyperpathie. Zij wijst erop dat zij volgens de reumatoloog in het functioneren en participeren wordt beperkt en volgens de huisarts een hoog risico heeft om uit te vallen bij overbelasting. Appellante stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met het rapport van
17 december 2010 van arts M. Tjia en de FML op basis waarvan haar een indicatie voor de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) is verleend. Daarbij zijn op meer onderdelen beperkingen vermeld die niet door de verzekeringsartsen zijn aangenomen. Voorts heeft appellante gesteld dat de functie postbesteller post/pakketten niet geschikt is, omdat zij niet in staat is auto te rijden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft miskend dat het om professioneel autorijden gaat en dat in de auto sprake is van een gedwongen en min of meer gefixeerde houding. Het medicijngebruik van appellante kan voor werkgevers voldoende zijn om haar niet toe te laten tot de functie van besteller post/pakketten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak voor zover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Tussen partijen is in geschil of de beperkingen juist zijn vastgesteld en of de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellante.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit, na de aanvulling van de motivering door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in reactie op de tussenuitspraak van 24 juli 2012 van de rechtbank, op een toereikende medische grondslag berust, is juist. Ook de Raad is van oordeel dat het onderzoek van de verzekeringsartsen naar de medische situatie zorgvuldig is.
4.3.
Appellante heeft verwezen naar de informatie van de reumatoloog, de huisarts en de fysiotherapeut. In de informatie van de huisarts en de fysiotherapeut is aangegeven dat in 2010 sprake was van burn-outklachten, waarschijnlijk door overbelasting in combinatie met pijnklachten en dat de burn-out redelijk is opgeklaard. In de informatie van de reumatoloog is onder meer vermeld dat bij lichamelijk onderzoek, laboratoriumonderzoek en radiologisch onderzoek geen duidelijke afwijkingen zijn gevonden, behoudens hyperpathie en aanwijzingen voor beginnende handartrose. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd uiteengezet dat deze informatie geen aanleiding vormt om meer beperkingen voor appellante aan te nemen. Daarbij is overwogen dat er geen medische reden is een beperking voor het besturen van een auto aan te nemen. Toegelicht is dat het gebruik van het middel Cymbalta door appellante daarvoor geen aanleiding geeft. Appellante heeft in hoger beroep geen medische informatie overgelegd die een ander licht werpen op haar medische situatie. Er is dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen.
4.4.
Het rapport van 17 december 2010 van Tjia en de bijbehorende FML, die zijn opgesteld in het kader van een WSW-beoordeling, geven evenmin aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen. In zijn uitspraak van 2 maart 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP7599, heeft de Raad overwogen dat aan een besluit tot toelating tot de doelgroep van de WSW, mede gelet op het gegeven dat hierbij een ander toetsingskader wordt gehanteerd dan bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, geen doorslaggevende betekenis toekomt, hetgeen echter niet wegneemt dat daaraan ook niet elke betekenis kan worden ontzegd. De BVA heeft overwogen dat bij de WIA-beoordeling sprake dient te zijn van arbeidsongeschiktheid als gevolg van medisch objectief vast te stellen ziekte of gebrek. In de gegevens met betrekking tot de WSW-beoordeling heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen reden gezien om verdergaande beperkingen aan te nemen. Er zijn geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van deze conclusie.
4.5.
Naar aanleiding van de bijstelling van de FML zijn in bezwaar opnieuw functies geselecteerd aan de hand van het CBBS. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat uitgaande van de bijgestelde FML de functies als passend moeten worden beschouwd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op het FML-onderdeel zitten tijdens het werk (5.2) een lichte beperking aangenomen met de beperkende toelichting: “geen gedwongen zithouding zoals bij pedaalgebruikˮ. Naar aanleiding van de tussenuitspraak van 24 juli 2012 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep meegedeeld dat daarmee is bedoeld een beperking te stellen voor een gedwongen en min of meer gefixeerde zithouding die kan voorkomen bij pedaalbediening aan een machine, vanwege het constant terugkerende patroon van pedaalbediening in een min of meer vaste frequentie. Daarmee is toereikend onderbouwd dat de functiebelasting voor autorijden de vastgestelde beperkingen niet overschrijdt en appellante in staat moet worden geacht de functie van postbesteller post/pakketten te verrichten. Er is geen aanleiding te twijfelen aan de geschiktheid voor appellante van de overige geselecteerde functies. Aannemelijk is dat appellante in staat moet worden geacht de geselecteerde functies te verrichten.
4.6.
Uit de overwegingen onder 4.1 tot en met 4.5 volgt dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van
J.C. Hoogendoorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
19 december 2014.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) J.C. Hoogendoorn

MK