ECLI:NL:CRVB:2014:4327
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante, die lijdt aan chronische pijnklachten, had in 2009 haar werk als thuishulp moeten staken. Na een onderzoek door een verzekeringsarts in 2011 werd vastgesteld dat zij in staat was om gewrichts- en rugsparend werk te verrichten, maar met beperkingen. De verzekeringsarts concludeerde dat appellante geen recht had op een WIA-uitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheid op dat moment tussen de 0 en 35% lag.
Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende medische onderbouwing had gegeven voor zijn conclusie. De rechtbank stelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een rapport van augustus 2012 voldoende had aangetoond dat het gebruik van het medicijn Cymbalta geen belemmering vormde voor het besturen van een auto, en dat de functie van besteller post/pakketten geschikt was voor appellante.
In hoger beroep heeft appellante opnieuw gesteld dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen, waaronder haar medicijngebruik en de gevolgen daarvan voor haar rijvaardigheid. De Raad heeft echter geoordeeld dat de eerdere beoordelingen zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische informatie is overgelegd die de eerdere conclusies zou kunnen ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellante, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.