Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak,
- verklaart het beroep tegen het besluit van 3 oktober 2011 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De zaak betreft de toekenning van een loonaanvullingsuitkering aan betrokkene, die door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) was afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat het UWV artikel 60, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) onjuist had toegepast. Dit artikel regelt de inkomenseis voor WGA-uitkeringen en de wachttijd voor herziening van deze inkomenseis. De rechtbank oordeelde dat de wachttijd van twee maanden niet van toepassing was op de situatie van betrokkene, omdat zijn toegenomen arbeidsongeschiktheid zich had voorgedaan tijdens de loongerelateerde fase van de uitkering.
In hoger beroep heeft het UWV betoogd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de wachttijd niet van toepassing was. Het UWV stelde dat de inkomenseis pas niet meer geldt na een wijziging van de verdiencapaciteit die ten minste twee maanden heeft voortgeduurd, ook als deze wijziging zich tijdens de loongerelateerde uitkering voordoet. De Raad heeft de argumenten van het UWV gevolgd en vastgesteld dat de bewoordingen van artikel 60, tweede lid, duidelijk zijn en geen andere uitleg toelaten. De Raad concludeerde dat de inkomenseis niet eerder kan worden herzien dan na twee maanden na de wijziging van de verdiencapaciteit.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van het UWV gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels omtrent de inkomenseis en de wachttijd in het kader van de Wet WIA.