ECLI:NL:CRVB:2014:4309
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.N.A. Bootsma
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek om immateriële en materiële schadevergoeding door voormalig ambtenaar van de RDW
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een voormalig ambtenaar van de RDW, die een verzoek heeft ingediend om immateriële schadevergoeding en materiële schade in de vorm van inkomens- en pensioenschade. De appellant, geboren in 1948, was vanaf 1975 werkzaam bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer en kreeg in 1996 eervol ontslag. Na zijn ontslag heeft hij verschillende verzoeken ingediend bij de RDW met betrekking tot wachtgeld en schadevergoeding. De RDW heeft in 2012 een besluit genomen dat de appellant een aanvulling op het wachtgeld toekent, maar zijn verzoek om immateriële schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank Noord-Nederland heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van de RDW gegrond verklaard, maar de RDW heeft in hoger beroep betoogd dat de vorderingen van de appellant verjaard zijn en dat hij niet meer gehouden is om schade te vergoeden. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de RDW het verzoek van de appellant grotendeels heeft ingewilligd, maar dat de verzoeken om immateriële en aanvullende materiële schadevergoeding niet ontvankelijk zijn. De Raad oordeelt dat de appellant te laat is gekomen met zijn verzoeken, aangezien de verjaringstermijn van vijf jaar reeds was verstreken. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van de appellant af.